ECLI:NL:CRVB:2021:3273
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van gehuwdenpensioen aan appellant in het kader van de AOW en de beoordeling van duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die in de tachtiger jaren in China is gehuwd, ontving een gehuwdenpensioen van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had vastgesteld dat appellant niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote, die in China verbleef. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat appellant en zijn echtgenote elkaar gemiddeld 180 dagen per jaar zagen en contact onderhielden via e-mail. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat er geen sprake was van een gewilde of ongewilde verbreking van de echtelijke samenleving. Appellant stelde dat hij gediscrimineerd werd ten opzichte van alleenstaanden, maar de Raad oordeelde dat de situatie van gehuwden niet vergelijkbaar is met die van ongehuwden. De Raad concludeerde dat de Svb terecht een gehuwdenpensioen had toegekend, omdat appellant in oktober 2018 niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.