ECLI:NL:CRVB:2020:925
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A.H. van Dalen-van Bekkum
- B.V.K. de Louw
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van AOW-pensioen na schending inlichtingenplicht
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van het AOW-pensioen van appellant door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant ontving sinds het overlijden van zijn echtgenote op 1 december 2015 een AOW-pensioen naar de norm van een ongehuwde. Echter, appellant is op [datum] 2016 in Marokko opnieuw gehuwd, maar de Svb heeft verzuimd deze wijziging tijdig door te voeren. Na melding van het huwelijk door appellant op 28 juli 2017, heeft de Svb op 2 augustus 2017 besloten het AOW-pensioen te herzien naar de norm voor een gehuwde, met terugvordering van het te veel ontvangen bedrag van € 3.147,36. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard, hoewel hem een proceskostenvergoeding werd toegekend omdat hij onvoldoende inkomsten en vermogen had om het teveel betaalde bedrag terug te betalen.
De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat appellant de inlichtingenplicht had geschonden. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor de Svb om van herziening of terugvordering af te zien, ondanks de moeilijke financiële situatie van appellant. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep onderschrijft het oordeel van de rechtbank volledig. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet kan slagen en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.