In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Voorne aan Zee. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante, die vermogen in de vorm van schadevergoeding en dwangsommen had ontvangen. Het college had de bijstand van appellante over een periode van 30 dagen ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. De Raad oordeelt dat het college op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan een eerdere tussenuitspraak en dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat appellante had ingestemd met verder uitstel. De Raad vernietigt de bestreden besluiten van het college, omdat deze niet op een deugdelijke grondslag berusten. De Raad heeft het college opgedragen de gebreken in de besluiten te herstellen. De Raad heeft ook geoordeeld dat de ontvangen dwangsommen niet noodzakelijkerwijs de intrekking van de bijstand met zich meebrachten. De Raad verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de besluiten van 23 juli 2019, terwijl het beroep tegen het besluit van 31 augustus 2022 ongegrond wordt verklaard. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante.