Voor de vaststelling van het dagloon zijn in dit geschil van belang de Wazo en het
Dagloonbesluit zoals die golden op 21 september 2020.
4.3.1.In artikel 4:2a, eerste en tweede lid, van de Wazo is bepaald dat de werknemer, nadat hij het geboorteverlof, bedoeld in artikel 4:2, heeft opgenomen, gedurende een tijdvak van zes maanden, te rekenen vanaf de eerste dag na de bevalling, recht heeft op aanvullend geboorteverlof zonder behoud van loon. Het aanvullend geboorteverlof bedraagt ten hoogste vijf gehele weken gebaseerd op de arbeidsduur per week.
4.3.2.Het recht op en de hoogte van de uitkering tijdens het aanvullend geboorteverlof zijn sinds 1 juli 2020 neergelegd in artikel 4:2b van de Wazo. In het derde lid is bepaald dat de uitkering 70% van het dagloon is.
Ingevolge het vierde lid wordt het dagloon, bedoeld in het derde lid, berekend aan de hand van 1/261 deel van het loon, bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), dat de werknemer in de periode van een jaar, die eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak, waarin het recht op de uitkering is ontstaan, verdiende op grond van de arbeidsovereenkomst of de publiekrechtelijke aanstelling waaruit dat recht is ontstaan.
Ingevolge het vijfde lid worden bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de vaststelling en de herziening van het dagloon nadere en zo nodig afwijkende regels gesteld, onder meer over de vaststelling en de herziening van het dagloon wanneer de werknemer korter dan een jaar heeft gewerkt bij zijn werkgever.
4.3.3.De in 4.3.2 genoemde algemene maatregel van bestuur is het Dagloonbesluit. De artikelen 12c en 12e van het Dagloonbesluit – voor zover van belang – luiden sinds 1 juli 2020 als volgt:
Artikel 12c Loonbegrip voor ZW en Wazo
1. Onder loon wordt in dit hoofdstuk verstaan het loon in de zin van artikel 16 van de Wfsv,
genoten in de referteperiode uit de dienstbetrekking waaruit de werknemer ziek is geworden
of waaruit het recht op uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, of artikel 4:2b van de Wazo is ontstaan, (…).
Artikel 12e ZW- en Wazo-dagloon
1. Het dagloon van uitkeringen op grond van de ZW en de Wazo is de uitkomst van de
volgende berekening:
[(A-B) x 108/100 + C] / D, waarbij:
A staat voor het loon dat de werknemer in de referteperiode heeft genoten bij een
werkgever die vakantiebijslag reserveert;
B staat voor de bedragen aan vakantiebijslag die de werknemer in de referteperiode
heeft genoten;
C staat voor het loon dat de werknemer in de referteperiode heeft genoten bij een
werkgever die geen vakantiebijslag reserveert; en
D staat voor 261, dan wel, indien de dienstbetrekking waaruit de werknemer ziek is
geworden of waaruit recht op uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2,
paragraaf 1, of artikel 4:2b van de Wazo is ontstaan, is aangevangen na aanvang maar voor het einde van de referteperiode, voor het aantal dagloondagen vanaf en met inbegrip van
de dag waarop de dienstbetrekking is aangevangen tot en met de laatste dag van de
referteperiode.
(…)