In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de hoogte van haar Wazo-uitkering werd vastgesteld op € 163,93. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 maart 2025 geoordeeld dat het Uwv de uitkering terecht heeft vastgesteld. De Raad concludeert dat de Wazo-uitkering voldoet aan de eisen van de Zwangerschapsrichtlijn, aangezien deze een adequate uitkering waarborgt die ten minste gelijk is aan het inkomen dat de werkneemster zou ontvangen bij ziekte. De Raad heeft vastgesteld dat appellante recht heeft op een Wazo-uitkering van 100% van het dagloon, dat is berekend op basis van het loon dat zij heeft verdiend in de referteperiode. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de toepassing van de wet in strijd met het evenredigheidsbeginsel zouden maken. De rechtbank heeft de eerdere beslissing van het Uwv bevestigd, en de Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen.