ECLI:NL:RBDHA:2023:9194
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de hoogte van het dagloon op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo)
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de hoogte van haar dagloon, vastgesteld op € 163,93, op basis van de Wet arbeid en zorg (Wazo). Eiseres, werkzaam bij [bedrijfsnaam], had een Wazo-uitkering aangevraagd die door het Uwv was toegekend. Het primaire besluit van 17 juni 2021 kende haar een uitkering toe, maar het bestreden besluit van 24 december 2021 verklaarde haar bezwaar ongegrond. Eiseres stelde dat het dagloon onterecht was berekend, omdat het niet overeenkwam met haar werkelijke verdiensten in de referteperiode. Ze voerde aan dat het dagloon gebaseerd zou moeten zijn op het loon van haar beide dienstbetrekkingen, maar de rechtbank oordeelde dat de hoofdregel van de Wazo correct was toegepast. De rechtbank concludeerde dat het recht op de Wazo-uitkering was ontstaan uit de dienstbetrekking bij [bedrijfsnaam] en dat de inkomsten uit haar andere dienstbetrekking niet in aanmerking konden worden genomen, omdat deze niet meer bestond ten tijde van de aanvraag. De rechtbank volgde de argumenten van eiseres niet en oordeelde dat de hoogte van het dagloon terecht was vastgesteld. Het beroep werd ongegrond verklaard, en eiseres kreeg geen griffierecht of proceskosten vergoed.