ECLI:NL:CRVB:2016:4251
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bijzondere bijstand voor griffierechten en de toepassing van buitenwettelijk begunstigend beleid
In deze zaak gaat het om de beoordeling van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor griffierechten door de Centrale Raad van Beroep. Appellant ontving algemene bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had op 18 april 2013 bijzondere bijstand aangevraagd voor griffierechten tot een totaalbedrag van € 950,-. Het college van burgemeester en wethouders van Medemblik kende echter slechts € 490,- toe, omdat vier van de negen nota's niet binnen de vereiste termijn van twaalf maanden waren ingediend. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelt dat de kosten van griffierecht opkomen op het moment van indiening van het beroepschrift, en niet op het moment dat de nota's zijn gepresenteerd. Dit betekent dat de aanvraag voor de kosten die meer dan twaalf maanden voor de aanvraagdatum zijn opgekomen, niet in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. De Raad bevestigt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. Bovendien wordt het buitenwettelijk begunstigend beleid van de gemeente Medemblik besproken, waarbij de Raad concludeert dat het college consistent heeft gehandeld in de toepassing van dit beleid. Uiteindelijk wordt het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd.