ECLI:NL:CRVB:2022:735
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over verwijtbare werkloosheid en ontslag op staande voet na grensoverschrijdend gedrag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, een B.V., tegen een besluit van het Uwv waarbij de WW-uitkering van betrokkene, die op 25 juni 2018 een ernstige gedraging vertoonde door een beker water in het gezicht van een collega te gooien, werd geweigerd wegens verwijtbare werkloosheid. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank ten onrechte het bestreden besluit van het Uwv heeft vernietigd. De Raad stelt vast dat het incident, in samenhang met eerdere gedragingen van betrokkene in 2017, een dringende reden voor ontslag oplevert. Betrokkene had zich eerder al grensoverschrijdend gedragen en was gewaarschuwd door zijn leidinggevende. De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat betrokkene verwijtbaar werkloos is geworden en dat de WW-uitkering per 24 oktober 2018 blijvend geheel geweigerd moest worden. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep van betrokkene tegen het besluit van 1 april 2019 ongegrond. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante.