Uitspraak
26 maart 2019, 18/2403 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
PROCESVERLOOP
mr. Kreukniet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
OVERWEGINGEN
1.6. Naar aanleiding van de bevindingen in het rapport van 16 mei 2014 heeft de [derde belanghebbende] een vervolgonderzoek gestart naar het gebruik van Suwinet door appellante over een langere periode. Hiervoor heeft de [derde belanghebbende] bij het BKWI een rapport opgevraagd over de afgelopen
18 maanden. In het kader van het vervolgonderzoek is op basis van deze gegevens onder meer een overzicht vastgesteld van raadplegingen op bepaalde adressen. De resultaten van dit vervolgonderzoek zijn neergelegd in een eindrapport van 30 mei 2014. Uit het vervolgonderzoek is naar voren gekomen dat appellante in een periode van ongeveer anderhalf jaar 350 keer vertrouwelijke gegevens, waaronder inkomensgegevens, heeft opgevraagd van zeven adressen in de straat waar appellante zelf woont. Appellante heeft onder meer in de periode van 27 augustus 2013 tot en met 22 april 2014 116 keer de inkomensgegevens van haar naaste buurvrouw geraadpleegd. De raadplegingen hielden geen verband met gevalsbehandeling.
e-mailbericht van 3 april 2008 bij de invoering van Suwinet in 2008 en de in algemene termen gestelde Gedragscode onvoldoende gedaan. Hiermee heeft de [derde belanghebbende] naar het oordeel van het hof de verantwoordelijkheid voor een juist gebruik van de privacygevoelige en vertrouwelijke gegevens te zeer alleen bij appellante als werkneemster neergelegd. Daarnaast heeft het hof onder meer in aanmerking genomen dat appellante de door haar bekeken gegevens niet heeft gedeeld, geprint of openbaar gemaakt, noch daarvan op andere wijze gebruik gemaakt. Ook stond in de op de arbeidsovereenkomst van appellante toepasselijke regelingen, waaronder de Gedragscode, niet met zoveel woorden dat het zonder zakelijke noodzaak raadplegen van Suwinet zou (kunnen) leiden tot ontslag op staande voet. De financiële gevolgen van het ontslag op staande voet zijn voor appellante zeer nadelig, onder meer omdat de kans dat zij ander werk vindt niet groot is, gelet op haar leeftijd en de wijze waarop zij uit dienst is gegaan bij de [derde belanghebbende]. Alles tegen elkaar afwegend heeft het hof geoordeeld dat het ontslag op staande voet in dit geval een te zwaar middel is geweest, hoe ernstig het gedrag van appellante op zichzelf ook is.
1 september 2014 recht heeft op een WW-uitkering. Deze WW-uitkering wordt echter blijvend geheel geweigerd op de grond dat aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt waarvan appellante een verwijt kan worden gemaakt. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
27 augustus 2013 tot 22 april 2014 Suwinet 350 keer heeft geraadpleegd voor niet-zaaksgebonden doeleinden. De [derde belanghebbende] is een publieke uitvoerder van een aantal sociale verzekeringswetten en aanverwante regelingen. De burger moet erop kunnen vertrouwen dat zijn gegevens veilig zijn bij de [derde belanghebbende] en strikt vertrouwelijk worden gehanteerd. De [derde belanghebbende] heeft dit uitgangspunt ook naar haar werknemers gecommuniceerd. Zo heeft de [derde belanghebbende] haar werknemers bij brief van januari 2009 hierop nog expliciet gewezen en toegelicht dat de Gedragscode Integriteit bij het gedrag van medewerkers als leidraad dient te gelden. In de [derde belanghebbende] Gedragscode en regels voor integriteit (Gedragscode) is vermeld dat misbruik van bevoegdheden in strijd is met integer handelen, dat de medewerkers zorgvuldig met informatie dienen om te gaan en dat informatie die in het kader van de werkzaamheden wordt vergaard en gebruikt, strikt zakelijk moet worden behandeld. In de Gedragscode is ook opgenomen dat bij overtreding hiervan door de [derde belanghebbende] disciplinaire maatregelen kunnen worden getroffen, waaronder ontslag. Ook is in artikel 3, zesde lid, van de Collectieve Arbeidsovereenkomst [derde belanghebbende] 2011-2014 (CAO) opgenomen dat de werknemer de Gedragscode nauwgezet zal naleven. Gelet op deze informatie had het volgens het Uwv voor appellante, zeker nu zij al sedert 1 mei 1995 bij de [derde belanghebbende] in dienst was, volstrekt duidelijk moeten en kunnen zijn dat het raadplegen van gegevens van personen van wie zij geen zaken in behandeling had, niet was toegestaan, ook al was dit niet met zoveel woorden door de [derde belanghebbende] kenbaar gemaakt. Hierbij heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat appellante ook los van enige voorlichting door de [derde belanghebbende] had moeten begrijpen dat zij de grenzen van het toelaatbare overschreed. Dit geldt volgens het Uwv te meer nu bij het inloggen in Suwinet in de betreffende periode de volgende melding stond: “Alleen personen opzoeken als dat mag en nodig is voor het uitvoeren van uw functie”. Door het niet-zakelijk raadplegen van Suwinet heeft appellante het vertrouwen van de [derde belanghebbende] ernstig geschaad. Daarbij heeft het Uwv meegewogen dat het gaat om stelselmatige raadplegingen, over een langere periode. Gelet op deze omstandigheden heeft het Uwv geconcludeerd dat de gedragingen van appellante, ondanks haar jarenlange dienstverband, een dringende reden voor ontslag opleveren. In de persoonlijke omstandigheden, de lengte van het dienstverband, zijn volgens het Uwv gelet op de ernst en aard van de gedragingen geen redenen aanwezig die daaraan in de weg staan.
e-mailbericht van 3 april 2008 van de [derde belanghebbende] aan alle medewerkers van het kantoor in [vestigingsplaats], waarin onder meer is vermeld dat Suwinet slechts geraadpleegd mag worden voor professionele doeleinden en dat oneigenlijk gebruik van Suwinet zal leiden tot het treffen van disciplinaire maatregelen. In de enkele stelling van appellante dat zij dit e-mailbericht niet heeft ontvangen, heeft de rechtbank onvoldoende aanleiding gezien om te twijfelen aan de ontvangst van dit e-mailbericht door appellante. Daarbij heeft de rechtbank er ook gewezen dat elke keer bij het inloggen in Suwinet erop werd gewezen dat alleen personen mochten worden opgezocht als dat mocht en nodig was voor het uitvoeren van de functie. Indien dit wordt afgezet tegen het feit dat appellante over een periode van acht maanden 350 keer gegevens van haar buurvrouw en andere personen in haar postcodegebied heeft opgevraagd in Suwinet zonder zaaksbehandeling, is de rechtbank van oordeel dat het Uwv zich terecht op het standpunt mocht stellen dat aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar gedrag niet in overwegende mate aan haar kan worden verweten, zodat het Uwv terecht de WW-uitkering blijvend geheel heeft geweigerd.
3 april 2008 van de [derde belanghebbende] is ingebracht en door de rechtbank aan haar motivering ten grondslag is gelegd in plaats van de in het bestreden besluit vermelde brief van januari 2009. Bovendien is tijdens de zitting in beroep door het Uwv erkend dat de brief van de [derde belanghebbende] van januari 2009 pas na het bestreden besluit aan appellante is toegestuurd en heeft de [derde belanghebbende] erkend dat hij de brief van januari 2009 nooit aan appellante heeft toegestuurd.