Uitspraak
19 2003 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
zes maanden en bijna twee weken geduurd. De overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase is (afgerond) een maand. Vanaf de ontvangst van het beroepschrift door de rechtbank op 7 november 2017 tot de datum van deze uitspraak zijn vier jaar en bijna drie maanden verstreken. De overschrijding van de redelijke termijn is bij de bestuursrechter (afgerond) negen maanden. Daarmee is vastgesteld dat de redelijke termijn zowel in de bestuurlijke als in de rechterlijke fase is geschonden. Voor de berekening van het bedrag aan schadevergoeding dat voor rekening komt van het Uwv onderscheidenlijk van de Staat wordt de methode gevolgd die is uiteengezet in het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:252). Het Uwv wordt volgens die methode veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan appellante tot een bedrag van € 100,- (1/10 deel van € 1.000,-). De Staat wordt veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan appellante tot een bedrag van € 900,- (9/10 deel van € 1.000,-).
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- veroordeelt het Uwv tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 100,-;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 900,-;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 189,75;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 189,75.