Uitspraak
18.6536 WIA
OVERWEGINGEN
.De deskundige heeft geen reden gezien voor een arbeidsduurbeperking.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van een werknemer is vastgesteld. De werknemer, die op 8 juni 2015 door rugklachten uitviel, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De Centrale Raad van Beroep heeft de deskundige, L. Greveling-Fockens, benoemd om de medische situatie van de werknemer te beoordelen. De deskundige concludeerde dat de werknemer meer beperkingen heeft dan eerder aangenomen, vooral met betrekking tot lopen en staan tijdens het werk. De Raad heeft het onderzoek heropend en de deskundige heeft haar bevindingen in rapporten gepresenteerd.
De Raad oordeelt dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van de werknemer aangepast moet worden op basis van de nieuwe inzichten van de deskundige. De Raad bevestigt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van de werknemer terecht is vastgesteld op 69,83%. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geen aanleiding gezien om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten, maar de Raad heeft nu vastgesteld dat de FML niet adequaat was gemotiveerd. De Raad heeft het Uwv (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.795,- bedragen, en het griffierecht van € 846,- moet ook vergoed worden. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 december 2022.