Uitspraak
18.2042 WAO
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.403,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid. Appellant, die in 1997 van Bosnië-Herzegovina naar Nederland verhuisde, ontving sinds 2003 een WAO-uitkering. In 2005 werd zijn arbeidsongeschiktheid herzien, maar appellant meldde in 2013 dat zijn gezondheid was verslechterd. Het Uwv weigerde echter om het besluit van 2005 te herzien, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv niet aannemelijk had gemaakt dat een niet-aangetekende brief over een hoorzitting was verzonden, waardoor appellant niet afstand had gedaan van zijn recht om gehoord te worden. De Raad bevestigde dat het Uwv de zorgvuldigheid in het onderzoek had nageleefd en dat de door appellant ingediende medische informatie niet voldeed aan de criteria voor nieuwe feiten. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat de arbeidsongeschiktheid van appellant niet was toegenomen en dat de eerdere beoordeling van zijn beperkingen correct was. Het hoger beroep werd afgewezen, maar het Uwv werd wel veroordeeld in de proceskosten van appellant.