ECLI:NL:CRVB:2014:2403
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding in WAO-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, afkomstig uit Bosnië en Herzegovina, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die zijn WAO-uitkering betroffen. Het Uwv had eerder aan appellant meegedeeld dat zijn uitkering per 24 mei 2005 werd herzien van 80-100% naar 15-25% en later, per 2 maart 2007, van 15-25% naar 25-35%. Appellant diende op 17 augustus 2012 bezwaar in tegen deze besluiten, maar het Uwv verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen deze niet-ontvankelijkverklaring ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt dat de bezwaren niet-ontvankelijk waren. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Appellant was zelf verantwoordelijk voor het tijdig indienen van zijn bezwaarschrift en er waren geen medische omstandigheden die hem verhinderden om dit te doen. Bovendien had zijn echtgenote zijn belangen kunnen behartigen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het bezwaar tegen het besluit van 23 maart 2005 terecht niet-ontvankelijk was verklaard, aangezien er al eerder bezwaar tegen dit besluit was ingediend. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was om de kosten te vergoeden op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.