ECLI:NL:CRVB:2021:369

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
20/1776 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanvragen om ontheffing van werkzaamheden door de korpschef van politie met betrekking tot herplaatsingskandidaten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de korpschef van politie van 25 maart 2020, waarbij de bezwaren van appellanten ongegrond zijn verklaard. De appellanten, [appellant 1] te [woonplaats 1] en [appellant 2] te [woonplaats 2], hebben beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen om ontheffing van werkzaamheden, die onder de 18-maandenregeling/remplaçantenregeling vallen. De Raad heeft eerder in zijn uitspraak van 28 november 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3790) vastgesteld dat aanvragen op gelijke wijze beoordeeld moeten worden en dat een peildatum van 1 juni 2017 kan worden gehanteerd voor de beoordeling van deze aanvragen.

De korpschef heeft in zijn besluiten gemotiveerd dat op de peildatum geen herplaatsingskandidaten beschikbaar waren voor de formatieplaatsen van appellanten. De Raad heeft de argumenten van de korpschef gevolgd en geconcludeerd dat de aanvragen van appellanten niet konden worden ingewilligd. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken waarin is bepaald dat het onderzoek van de korpschef niet verder hoeft te gaan dan het vaststellen van de situatie op de peildatum. De Raad heeft de beroepen van appellanten ongegrond verklaard, waarbij hij heeft benadrukt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

20.1776 AW, 20/1777 AW

Datum uitspraak: 18 februari 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de beroepen tegen de besluiten van de korpschef van politie van 25 maart 2020.
Partijen:
[appellant 1] te [woonplaats 1] en [appellant 2] te [woonplaats 2] (appellanten)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak van 28 november 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3790) heeft de Raad de uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant van 13 december 2018 vernietigd voor zover de rechtbank daarin heeft geoordeeld dat de korpschef dient uit te gaan van de omstandigheden zoals die zijn op het moment van de nieuw te nemen beslissingen op bezwaar. Voor het overige heeft de Raad de aangevallen uitspraken bevestigd. Hierbij heeft de Raad met toepassing van artikel 8:113, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat tegen de door de korpschef nieuw te nemen besluiten slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
Bij besluiten van 25 maart 2020 (bestreden besluiten) heeft de korpschef de bezwaren van appellanten opnieuw ongegrond verklaard.
Namens appellanten heeft mr. P.W. Kuijper beroepen ingesteld.
De korpschef heeft verweerschriften ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de uitspraak van 28 november 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3790). Hij volstaat nu met het volgende.
1.2.
In de uitspraak van 28 november 2019 heeft de Raad, voor zover hier van belang, onder verwijzing naar de uitspraken van 18 juli 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:2432, ECLI:NL:CRVB:2019:2506, ECLI:NL:CRVB:2019:2507, ECLI:NL:CRVB:2019:2508 en ECLI:NL:CRVB:2019:2573) het uitgangspunt onderschreven dat alle aanvragen op gelijke wijze worden beoordeeld en het niet onredelijk geacht dat daarvoor een peildatum wordt gehanteerd. De peildatum van 1 juni 2017 kan de rechterlijke toets doorstaan. In overeenstemming met de uitspraken van 18 juli 2019 dient de korpschef de aanvragen om ontheffing van werkzaamheden bij de nieuw te nemen besluiten te beoordelen naar de situatie op de peildatum 1 juni 2017.
2. Bij de bestreden besluiten van 25 maart 2020 heeft de korpschef de afwijzing van de aanvragen van appellanten om ontheffing van werkzaamheden (18‑maandenregeling/remplaçantenregeling) als bedoeld in artikel 55aa van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp), zoals dit luidde direct voorafgaand aan 1 juni 2016, gehandhaafd. De reden hiervoor is dat op de vrijkomende formatieplaatsen van appellanten op de peildatum 1 juni 2017 geen herplaatsingskandidaat kon worden geplaatst. Hiertoe heeft de korpschef zich gebaseerd op het overzicht dat door het Landelijk Mobiliteitscentrum (LMC) is verstrekt van de herplaatsingskandidaten die in aanmerking zijn genomen voor een nader onderzoek of zij op de peildatum de plek van appellanten konden innemen. Hierbij is per herplaatsingskandidaat onderzocht of er de mogelijkheid was om deze te plaatsen op de plek van appellanten en is per herplaatsingskandidaat toegelicht waarom de formatieplaats niet passend is.
3. In beroep hebben appellanten zich gemotiveerd tegen de bestreden besluiten gekeerd. Appellanten hebben aangevoerd dat zij zich niet kunnen vinden in de redenen waarom de herplaatsingskandidaten uit het overzicht met nummers 8, 28, 34, 39 en 54 niet op hun plek geplaatst zouden kunnen worden. Hiertoe hebben appellanten er op gewezen dat uit de nadere uitleg bij herplaatsingskandidaat 8 blijkt dat op de peildatum nog geen sprake was van een concreet plan. Verder blijkt uit het overzicht dat herplaatsingskandidaat 28 op de peildatum 1 juni 2017 nog niet was aangemeld bij het LMC. Dit kan echter niet voor rekening en risico van appellanten komen. Bij kandidaat 28 was daarnaast sprake van een langdurige tijdelijke tewerkstelling. Appellanten menen dat een tijdelijke tewerkstelling voor zo’n lange periode zonder reëel vooruitzicht op plaatsing in de formatie geen reden kan zijn om niet te onderzoeken of deze herplaatsingskandidaat de plek van appellanten zou kunnen overnemen, omdat het de bedoeling is om herplaatsingskandidaten een duurzame functie te geven. Ook voor herplaatsingskandidaten 34, 39 en 54 geldt dat sprake was van een langdurige tijdelijke tewerkstelling.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad heeft in zijn uitspraak van 16 april 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:984) overwogen dat het onderzoek van de korpschef niet zover hoeft te gaan dat aan herplaatsingskandidaten die op de peildatum al in een bepaald traject zaten met zicht op plaatsing in een andere functie, alsnog de functie wordt aangeboden van degene die vraagt om ontheffing van werkzaamheden. Verder heeft de Raad in zijn uitspraak van 22 oktober 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:2606) overwogen dat het voorgaande ook geldt voor herplaatsingskandidaten op wie een maatwerktraject van toepassing was waarbij is afgesproken om de tijdelijke tewerkstelling voort te zetten tot aan de ingangsdatum van het (vroeg)pensioen dan wel tot aan het formaliseren van de rechtspositie. De korpschef heeft gemotiveerd toegelicht dat bij kandidaten 28, 34, 39 en 54 sprake was van een maatwerktraject als hiervoor bedoeld.
4.2.
Wat betreft kandidaat nummer 8 heeft de korpschef gemotiveerd toegelicht en met stukken onderbouwd dat die kandidaat op 4 juli 2017 een herplaatsingsplan heeft getekend. De korpschef heeft er in dit verband terecht op gewezen dat aan het tekenen van het herplaatsingsplan voorbereiding is voorafgegaan. De Raad is van oordeel dat uit de overgelegde besluitvorming duidelijk wordt dat direct na de aanwijzing als herplaatsingskandidaat een aanvang is gemaakt met het maken van afspraken over het herplaatsingsplan en dat op dat moment al duidelijk was dat de door kandidaat 6 geambieerde functie beschikbaar zou komen.
4.3.
Uit wat in 4.1 tot en met 4.2 is overwogen volgt dat de beroepen ongegrond moet worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2021.
(getekend) H. Lagas
(getekend) P.W.J. Hospel