ECLI:NL:RBNHO:2024:4670

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 3375
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit Zorgkantoor inzake goedkeuring zorgovereenkomst en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. L.A. Fischer, en Zilveren Kruis Zorgkantoor, vertegenwoordigd door mr. T. van Eijk. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de afkeuring van haar zorgovereenkomst met zorgverlener Siffa Dienstverlening door het Zorgkantoor. De rechtbank oordeelde dat de afkeuring niet in overeenstemming was met de geldende wetgeving, specifiek artikel 5:16 van de Regeling langdurige zorg, en dat de motivering van het besluit van het Zorgkantoor gebreken vertoonde. De rechtbank vernietigde het besluit van 1 juni 2023, omdat het niet voldeed aan de eisen van een deugdelijke motivering zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de zorgovereenkomst inmiddels voldeed aan de eisen en dat de redenen voor afkeuring niet gerechtvaardigd waren. Eiseres had belang bij de zorg in een vertrouwde setting, en de rechtbank oordeelde dat het Zorgkantoor een nieuwe beslissing op het bezwaar moest nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd het Zorgkantoor veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/3375

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en

Zilveren Kruis Zorgkantoor, verweerder

(gemachtigde: mr. T. van Eijk).

Inleiding

1. Verweerder heeft met de besluiten van 27 en 30 januari 2023 de zorgovereenkomst van eiseres met zorgverlener Siffa Dienstverlening (hierna: Siffa) afgekeurd.
1.1.
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Eiseres heeft verweerder op 4 mei 2023 een ingebrekestelling gestuurd.
1.3.
Eiseres heeft op 25 mei 2023 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar.
1.4.
Met het bestreden besluit van 1 juni 2023 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
1.5.
Eiseres is in beroep gegaan.
1.6.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

2. Aan eiseres is bij besluit van 5 oktober 2022 een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) toegekend voor het zorgprofiel GGZ wonen met intensieve begeleiding.
3. Bij besluit van 27 januari 2023 heeft verweerder de zorgovereenkomst van eiseres met Siffa afgekeurd.
4. Eiseres heeft op 27 januari 2023 een (gewijzigde) zorgovereenkomst en zorgplan ingediend bij verweerder.
5. Bij besluit van 30 januari 2023 heeft verweerder de zorgovereenkomst opnieuw afgekeurd, als zijnde een herhaalde aanvraag
.

Standpunt verweerder

6. In de beslissing op bezwaar heeft verweerder opgemerkt dat de redenen om de zorgovereenkomst af te keuren, die in de beslissing van 27 januari 2023 zijn genoemd, in de loop van de procedure zijn hersteld. Toch kan de zorgovereenkomst met Siffa niet worden goedgekeurd. Ten tijde van de bezwaarprocedure was er een onderzoek gaande naar Siffa. Op 24 mei 2023 heeft verweerder het onderzoek afgerond en Siffa een brief gestuurd, waarin de resultaten van het onderzoek zijn meegedeeld. Verder heeft verweerder Siffa een aantal maatregelen opgelegd. Deze maatregelen verhinderen dat de zorgovereenkomst met Siffa kan worden goedgekeurd. De maatregelen zorgen er namelijk voor dat de budgethouder geen zorg mag inkopen bij Siffa. De opgelegde maatregelen zijn civielrechtelijk van aard en moeten civielrechtelijk ter discussie worden gesteld. Dat betekent dat de maatregelen niet via de bestuursrechtelijke weg aangevochten kunnen worden. Bovendien is de brief gericht aan Siffa en kan alleen de zorgverlener de maatregelen ter discussie stellen. De maatregelen liggen dan ook geheel buiten de bezwaarprocedure en is het niet mogelijk de inhoud te bespreken tijdens de bezwaarprocedure.

Standpunt eiseres

7. Eiseres voert aan dat de maatregelen misschien civielrechtelijk van aard zijn, maar dat de verweten gedragingen wel degelijk aan de bestuursrechter kunnen worden voorgelegd. Er is geen reden waarom dat niet in deze procedure zou kunnen, nu eiseres daar een persoonlijk belang bij heeft. Verweerder stelt dat er onregelmatigheden zijn vastgesteld, maar de zorgverlener stelt dat de verwijten feitelijk onjuist zijn. De maatregelen zijn niet proportioneel, verweerder maakt het de zorgverlener onmogelijk haar werkzaamheden voort te zetten. Terwijl duidelijk is dat de zorg wel is geleverd, waarvan eiseres afhankelijk is. Eiseres heeft belang bij zorg in een vertrouwde setting met bekende gezichten. Haar gezondheid is achteruit gegaan. De dochter ziet geen mogelijkheid haar moeder naar een andere dagbesteding te brengen. Het gevolg is dat eiseres hele dagen thuis zit, zij is weer opgesloten en geïsoleerd.
Eiseres voert verder aan dat verweerder niet in redelijkheid weigeren de zorgovereenkomst kan goed te keuren zonder daarvoor iets in de plaats te stellen. Eiseres kan dat niet allemaal zelf.

Beoordeling door de rechtbank

Beroep tegen niet tijdig nemen besluit
8. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar heeft mede betrekking op het alsnog genomen besluit van 1 juni 2023, nu daarmee niet geheel aan het beroep wordt tegemoetgekomen (artikel 6:20 van de Algemene wet bestuursrecht, Awb). Van een belang bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar is niet gebleken. Dat beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Beroep tegen het bestreden besluit
9. De rechtbank stelt voorop dat ingevolge het bepaalde in artikel 7:12, lid 1, van de Awb een beslissing op bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering. Een deugdelijke motivering ontbreekt indien in het bestreden besluit naar verzonden brieven wordt verwezen die zich niet in het dossier bevinden. Het motiveringsbeginsel dwingt het bestuursorgaan verantwoording af te leggen met betrekking tot de inhoud van zijn besluiten. Deze verantwoording verlangt dat het bestuursorgaan, in dit geval verweerder, op een begrijpelijke wijze uitlegt waarom het besluit, gelet op alle relevante feiten en omstandigheden, is genomen zoals het is genomen. Door te verwijzen naar zich niet in het dossier bevindende stukken geeft verweerder onvoldoende inzicht in de denkstappen die zijn gezet om te komen tot het genomen besluit. Daarmee vertoont de motivering belangrijke hiaten en lijdt het bestreden besluit aan een motiveringsgebrek. Alleen al daarom komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Daarnaast geeft de ter zitting gegeven toelichting geen grond om dat gebrek te passeren, gelet op het volgende.
10. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de zorgovereenkomst inmiddels voldoet aan de gestelde eisen. De reden om desalniettemin goedkeuring daaraan te onthouden is, zo begrijpt de rechtbank uit wat verweerder ter zitting heeft toegelicht, dat de zorg door Siffa niet is geleverd. De goedkeuring is onthouden krachtens het bepaalde in artikel 5:16 van de Regeling langdurige zorg (Rlz). De rechtbank overweegt als volgt.
11. Zoals de Centrale Raad van Beroep al meermaals heeft geoordeeld [1] vloeit uit het bepaalde in artikel 5:16 van de Rlz niet voort dat verweerder de goedkeuring van de zorgovereenkomst kan weigeren als de in de zorgovereenkomst omschreven zorg niet overeenkomt met de feitelijke zorg. Het bestreden besluit komt derhalve ook daarom voor vernietiging in aanmerking.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd, omdat het in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank ziet geen mogelijkheid zelf in de zaak te voorzien of op andere wijze het geschil definitief te beslechten. Verweerder zal daarom een nieuwe beslissing op het bezwaar dienen te nemen, met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.
13. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,00 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 1 juni 2023;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,00 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,00 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.CRvB van 15 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1424, CRvB van 16 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:250 en CRvB van 15 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2172.