3.2.Het Zorgkantoor heeft zich in hoger beroep achter de aangevallen uitspraak gesteld. Hulp bij de administratie valt sinds de pakketmaatregel AWBZ niet meer onder de zorgfunctie Begeleiding. De Wlz heeft daarin geen verandering gebracht. Gelet op de voorhanden gegevens zijn de activiteiten van Bureau Beckers niet aan te merken als begeleiding. De vergoeding van die kosten valt niet onder de Wlz, maar onder de Wmo 2015. Bovendien kan het verantwoordingsvrije deel van het pgb daarvoor worden gebruikt. Appellant zou deze taak ook kunnen uitbesteden aan vrijwilligers of het sociale netwerk. De artikelen 4:50 en 4:51 van de Awb zijn niet geschonden omdat geen sprake is van veranderde omstandigheden, maar van een correctie van een inmiddels niet meer geoorloofde praktijk. In 2012 heeft, anders dan appellant heeft aangevoerd, geen intensieve controle plaatsgevonden.
4. De Raad stelt vast dat het geding in hoger beroep alleen betrekking heeft op het bestreden besluit voor zover daarin het bezwaar tegen het besluit van 6 juli 2015 ongegrond is verklaard. Hij komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Artikel 3.3.3, eerste lid, van de Wlz houdt, voor zover hier van belang, in dat het zorgkantoor op aanvraag van de verzekerde, volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, een pgb verleent waarmee hij, in plaats van zorg in natura te ontvangen, zelf betalingen doet voor zorg als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdelen a, onder 2, b, f of g, van de Wlz.
4.1.2.Artikel 3.1.1 van de Wlz bepaalt, voor zover hier van belang:
“1. Het op grond van deze wet verzekerde pakket omvat de volgende vormen van zorg: (…)
b. persoonlijke verzorging, begeleiding en verpleging; (…).”
Het tweede lid bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur de aard, inhoud en omvang van de verzekerde zorg nader kunnen worden geregeld.
4.1.3.Artikel 1.1.1 van de Wlz bepaalt, voor zover hier van belang, dat in deze wet en de daarop gebaseerde bepalingen onder begeleiding wordt verstaan: “activiteiten waarmee een persoon wordt ondersteund bij het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen en bij het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven (…).”
4.1.4.Artikel 3.6.4 van het Besluit langdurige zorg (Besluit) bepaalt, voor zover hier van belang:
“1. De verzekerde sluit een schriftelijke overeenkomst met iedere zorgaanbieder of mantelzorger die hij ten laste van zijn persoonsgebonden budget zorg wenst te laten verlenen. (…)
2. De verzekerde laat de betalingen verrichten door de Sociale verzekeringsbank.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over in de overeenkomst op te nemen bedingen of voorwaarden en over het model, bedoeld in het eerste lid. (…).
4. De overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, behoeft de goedkeuring van het zorgkantoor en de Sociale verzekeringsbank. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het belang van de uitvoerbaarheid van het persoonsgebonden budget en van het budgetbeheer, bedoeld in artikel 3.3.3, zevende lid, van de wet (…).”
4.1.5.Artikel 3.6.6 van het Besluit bepaalt voor zover hier van belang:
“1. De Sociale verzekeringsbank verricht ten behoeve van de verzekerde uitsluitend betalingen uit het persoonsgebonden budget en voert het budgetbeheer:
overeenkomstig de beschikking tot verlening van het persoonsgebonden budget, bedoeld in artikel 3.3.3, eerste lid, van de wet;
overeenkomstig de door de verzekerde met de zorgaanbieder of mantelzorger gesloten, geldige overeenkomst die is goedgekeurd door het zorgkantoor en de Sociale verzekeringsbank (…)
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het staken van betaling door de Sociale verzekeringsbank. Deze regels zullen in ieder geval betrekking hebben op betalingen in strijd met wettelijke voorschriften, in strijd met beschikkingen omtrent het persoonsgebonden budget of in strijd met overeenkomsten, bedoeld in het eerste lid.”
4.1.6.Artikel 3.6.7 van het Besluit bepaalt voor zover hier van belang:
“ Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld in het belang van een goede uitvoering van het persoonsgebonden budget. Deze regels kunnen mede betrekking hebben op: (…)
de verantwoording en de controle, (…)
de uitvoering door de Sociale verzekeringsbank van het budgetbeheer, de werkgeverstaken daaronder begrepen.”
4.1.7.Artikel 5.16 van de Regeling langdurige zorg (Regeling) bepaalt, voor zover hier van belang:
“ 1. De zorgovereenkomst bevat ten minste de onderdelen die zijn vereist volgens de daartoe door de Sociale verzekeringsbank vastgestelde modelovereenkomsten.
2. Door het zorgkantoor kan de goedkeuring slechts worden gegeven, indien:
a. de overeenkomst ten minste de volgende elementen bevat:
1°. de wijze waarop de zorgverlener voorziet in de behoefte aan zorg van de verzekerde;
2°. het beding dat declaraties voor verleende zorg niet worden betaald indien zij niet binnen zes weken na de maand waarin de zorg is verleend bij de verzekerde zijn ingediend,
3°. de verplichting dat een declaratie van een zorgverlener een overzicht bevat van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het burgerservicenummer en de naam van de zorgverlener, en door de zorgverlener wordt ondertekend;
4°. de verplichting dat een declaratie van een zorgverlenende instantie het nummer bevat waarmee die instantie staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het tarief, het aantal te betalen uren, dagdelen of etmalen, en de naam en het adres van de zorgverlenende instantie, en
b. uit de omschrijving van de wijze waarop de zorgverlener voorziet in de behoefte aan zorg van de verzekerde, blijkt dat de overeenkomst strekt tot de inkoop van persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding, huishoudelijke hulp en vervoer naar een plaats waar de verzekerde gedurende een dagdeel begeleiding of behandeling ontvangt, of tot inkoop van logeeropvang of kortdurend verblijf, en
c. de overeenkomst betrekking heeft op de kosten van zorginfrastructuur zoals bedoeld in artikel 5.17, eerste lid, onderdeel b en c.”