In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op 1 juni 2021 in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 29 november 2012 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW), was niet verschenen op een uitnodiging voor een gesprek op 30 mei 2017. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de bijstand van de appellant opgeschort omdat hij niet op de afspraak was verschenen en de gevraagde gegevens niet had ingeleverd. De Raad heeft overwogen dat de uitnodiging voor het gesprek op een te korte termijn was bezorgd, namelijk minder dan 72 uur voor de afspraak. Hierdoor kon de appellant niet verweten worden dat hij niet was verschenen. De Raad heeft het besluit van het college vernietigd en het recht op bijstand hersteld, omdat niet was voldaan aan de voorwaarden voor opschorting van de bijstand.
Daarnaast ging de zaak ook over een maatregel die het college had opgelegd wegens het niet nakomen van verplichtingen in het kader van een re-integratietraject. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende had aangetoond dat hem geen verwijt kon worden gemaakt voor het niet verschijnen op afspraken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank in deze kwestie. De kosten van de appellant in bezwaar, beroep en hoger beroep werden door de Raad toegewezen aan het college, dat in totaal € 2.670,- moest vergoeden.