ECLI:NL:CRVB:2023:285
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen om bijstand wegens niet verschijnen op gesprekken en gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De appellant had aanvragen om bijstand ingediend op basis van de Participatiewet, maar was niet verschenen op de uitnodigde gesprekken. De rechtbank had eerder de aanvragen afgewezen, omdat de appellant zijn medewerkingsverplichting had geschonden door niet op de gesprekken te verschijnen. De Centrale Raad bevestigde deze uitspraken en oordeelde dat de appellant niet voldoende had aangetoond dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.
De appellant had zich op 23 februari 2019 gemeld voor bijstand en een aanvraag ingediend op 29 maart 2019. Hij werd uitgenodigd voor gesprekken op 8 en 10 mei 2019, maar verscheen niet. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam handhaafde de afwijzing van de aanvraag, omdat niet kon worden vastgesteld of de appellant recht had op bijstand.
Daarnaast had de appellant op 17 december 2020 opnieuw een aanvraag ingediend, maar deze werd ook afgewezen op grond van een gezamenlijke huishouding met zijn zus. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van wederzijdse zorg tussen de appellant en zijn zus, wat leidde tot de conclusie dat de afwijzing van de aanvragen terecht was. De Centrale Raad bevestigde deze oordelen en oordeelde dat de hoger beroepen niet slaagden.