Op 5 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens bijstandsuitkering was ingetrokken. De zaak betreft de intrekking van de uitkering door het dagelijks bestuur van Samenwerking De Bevelanden, die op 9 mei 2023 besloot de uitkering van verzoeker te beëindigen over de periode van 26 april 2023 tot en met 30 april 2023, en een bedrag van € 189,32 terug te vorderen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg om een voorlopige voorziening, omdat hij in acute financiële nood verkeerde.
De voorzieningenrechter heeft op 21 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij niet over andere inkomsten beschikte en dat er een onomkeerbare situatie dreigde door de beëindiging van zijn uitkering. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet verwijtbaar in verzuim was, omdat hij tijdig had gebeld om aan te geven dat hij op de afgesproken datum niet aanwezig kon zijn voor een huisbezoek. Het dagelijks bestuur had hem onvoldoende gelegenheid gegeven om op de uitnodiging te reageren.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, de besluiten van 9 mei en 5 juni 2023 geschorst voor zover deze de beëindiging van de bijstandsuitkering betroffen, en bepaald dat verzoeker een voorschot op de bijstandsuitkering ontvangt. Tevens werd het dagelijks bestuur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.