ECLI:NL:CRVB:2021:1063
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum kinderbijslag vastgesteld na onjuiste gegevensuitwisseling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de ingangsdatum van de kinderbijslag voor appellante, die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante ontving kinderbijslag voor haar eerste dochter, maar niet voor haar tweede dochter, geboren op 19 april 2006. De geboorteaangifte van de tweede dochter is pas op 18 juli 2006 geregistreerd, wat leidde tot een fout in de gegevensuitwisseling tussen de gemeente en de Sociale verzekeringsbank (Svb).
De Svb heeft op 27 juni 2019 kinderbijslag toegekend voor de tweede dochter met terugwerkende kracht tot het tweede kwartaal van 2018, maar appellante stelde dat de kinderbijslag vanaf de geboorte van haar tweede dochter had moeten ingaan. De rechtbank oordeelde dat de Svb de geboorteaangifte terecht niet als aanvraag voor kinderbijslag had aangemerkt en dat de Svb het beleid consistent had toegepast.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat appellante geen recht had op een langere terugwerkende kracht dan vijf jaar, omdat zij in de jaren tot 2019 niets had ondernomen om de niet-toekenning van kinderbijslag onder de aandacht van de Svb te brengen. De Raad benadrukte dat de Svb zijn buitenwettelijk begunstigend beleid consistent had toegepast en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van dit beleid rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. van Gijzen als voorzitter.