ECLI:NL:CRVB:2020:986
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor eigen bijdrage rechtsbijstand en griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant had op 21 september 2016 bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten van eigen bijdragen in verband met rechtsbijstand en griffierechten. Het college van burgemeester en wethouders van Venlo had deze aanvraag gedeeltelijk afgewezen, omdat deze was ingediend nadat de kosten waren opgekomen en niet voldeed aan de beleidsvoorwaarden van het college. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat de kosten opkwamen op het moment dat zijn gemachtigde deze in rekening bracht. De Raad heeft echter geoordeeld dat volgens vaste rechtspraak de kosten van de eigen bijdrage opkomen wanneer de rechtsbijstandsverlener het besluit van de Raad voor Rechtsbijstand tot verlening van de toevoeging ontvangt. Dit was niet het geval, aangezien de aanvraag voor bijzondere bijstand meer dan twee maanden na het opkomen van de kosten was ingediend.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. De appellant had ook geen algemene bijstand ontvangen op het moment dat de kosten opkwamen, maar dit was geen reden om de aanvraag voor bijzondere bijstand eerder in te dienen. De Raad concludeert dat het college het beleid consistent heeft toegepast en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.