ECLI:NL:CRVB:2007:BA6875
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- A.B.J. van der Ham
- L.H. Waller
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand en griffierecht zonder terugwerkende kracht
In deze zaak gaat het om de weigering van bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht. Appellante had op 16 maart 2004 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 89,-- voor de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand en € 31,-- voor het griffierecht, in verband met een gerechtelijke procedure die in september 2003 was gestart. De aanvraag werd afgewezen door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Appingedam, omdat deze te laat was ingediend en er geen recht op bijstand met terugwerkende kracht kon worden toegekend. De rechtbank Groningen bevestigde deze afwijzing in haar uitspraak van 16 maart 2006, waartegen appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 mei 2007 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad oordeelde dat de aanvraag om bijzondere bijstand betrekking had op kosten die waren gemaakt voordat de aanvraag was ingediend. Het tijdstip waarop de kosten zijn opgekomen, in dit geval september 2003, was bepalend en niet het moment waarop de rekening door de advocaat aan appellante werd gepresenteerd. De Raad stelde vast dat volgens artikel 43, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) bijstand niet kan worden verleend voorafgaand aan de datum van de aanvraag, tenzij bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. De Raad zag geen bijzondere omstandigheden die een uitzondering op deze hoofdregel rechtvaardigden.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling tot schadevergoeding of voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken.