ECLI:NL:RBZWB:2021:4066

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
AWB- 20_7511
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bijzondere bijstand voor mentorschapskosten door Orionis Walcheren

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. Eiseres, woonachtig in Vlissingen, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van mentorschap, die door Orionis gedeeltelijk was toegekend. Het primaire besluit van 10 juni 2020 kende bijzondere bijstand toe met ingang van 15 maart 2020, maar wees de kosten van de intake en de maandelijkse kosten over de periode van 20 februari tot en met 14 maart 2020 af. Orionis stelde dat deze kosten meer dan twee maanden voor de aanvraag waren gemaakt, waardoor de aanvraag te laat was ingediend.

Eiseres ging in beroep tegen het bestreden besluit van 19 juni 2020, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 24 juni 2021 waren de vertegenwoordigers van Orionis aanwezig, maar eiseres en haar gemachtigde verschenen niet. De rechtbank overwoog dat bijzondere bijstand kan worden aangevraagd met terugwerkende kracht tot maximaal twee maanden, maar dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van deze regel rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag om bijstand te laat was ingediend en dat Orionis op goede gronden de bijzondere bijstand had geweigerd.

De rechtbank oordeelde dat de kosten voor het mentorschap pas vanaf de benoeming van de mentor door de kantonrechter op 20 februari 2020 konden worden vergoed. De aanvraag om bijstand was pas op 15 mei 2020 ingediend, wat meer dan twee maanden na de relevante datum was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7511 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te Vlissingen, eiseres

gemachtigde: [naam gemachtigde] (Stichting Mentorschap Zeeland),
en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 10 juni 2020 (primaire besluit) heeft Orionis aan eiseres met ingang van
15 maart 2020 bijzondere bijstand voor de maandelijkse kosten van mentorschap toegekend. Bijzondere bijstand voor de kosten van de intake van het mentorschap en de kosten van het mentorschap over de periode van 20 februari 2020 tot en met 14 maart 2020 heeft Orionis afgewezen.
In het besluit van 19 juni 2020 (bestreden besluit) heeft Orionis het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Orionis heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 24 juni 2021. Hierbij waren
mr. N.M. Feijtel en M.G.A. Boender namens Orionis aanwezig. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering van Orionis. Zij heeft een budgetbeheerder. Voor het budgetbeheer verstrekt Orionis aan eiseres bijzondere bijstand.
Bij beschikking van de kantonrechter van 20 februari 2020 is ook een mentorschap over eiseres ingesteld. Stichting Mentorschap Zeeland (de Stichting) is als mentor benoemd.
Op 15 mei 2020 heeft eiseres bijzondere bijstand aangevraagd voor de intakekosten van het mentorschap van € 543,- en de maandelijkse kosten van het mentorschap van € 96,08, ingaande op 20 februari 2020.
Met het primaire besluit heeft Orionis aan eiseres met ingang van 15 maart 2020 bijzondere bijstand voor de maandelijkse kosten van het mentorschap toegekend. Bijzondere bijstand voor de kosten van de intake en de maandelijkse kosten van het mentorschap over de periode van 20 februari tot en met 14 maart 2020 worden afgewezen, omdat deze kosten zijn gemaakt meer dan 2 maanden voor indiening van de aanvraag.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
2.
Bestreden besluit
Met het bestreden besluit heeft Orionis het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Orionis stelt dat op grond van de Beleidsregels bijzondere bijstand 2015 Middelburg, Veere en Vlissingen (de Beleidsregels) tot 2 maanden nadat de kosten zijn gemaakt, een aanvraag om bijzondere bijstand kan worden ingediend. Het mentorschap is door de kantonrechter op 20 februari 2020 uitgesproken. De aanvraag om bijzondere bijstand van 15 mei 2020 is daarom te laat ingediend om vanaf het begin van het mentorschap bijzondere bijstand te kunnen verstrekken. Uit het bezwaarschrift blijkt dat de aanvraag te laat is ingediend als gevolg van miscommunicatie tussen de mentor en budgetbeheerder van eiseres. Orionis beschouwt dat niet als dringende reden om alsnog bijzondere bijstand toe te kennen. Orionis gaat er van uit dat de budgetbeheerder en de mentor, beiden professionele hulpverleners die voor de hulp aan eiseres bijzondere bijstand ontvangen, een passende oplossing vinden.
3.
Beroepsgronden
Eiseres voert aan dat de Stichting op de zitting van de kantonrechter op 11 februari 2020 over het instellen van mentorschap vertegenwoordigd was. De regio-coördinator van de Stichting, [naam gemachtigde] , heeft op 16 april 2020 met de rechtbank gebeld om te informeren wanneer de beschikking zou worden genomen. Toen bleek dat dat al op 20 februari 2020 was gebeurd. De Stichting had echter geen beschikking ontvangen. Op 4 mei 2020 heeft de Stichting de beschikking alsnog ontvangen en op 15 mei is door de budgetbeheerder een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend. De stelling van Orionis dat het niet relevant is wanneer de beschikking is verzonden, volgt eiseres niet. Als de mentor niet weet dat er een beschikking is tot instelling van mentorschap kan er ook nog geen rekening worden verzonden aan de bewindvoerder (de rechtbank begrijpt hier en verder: budgetbeheerder). Op het moment dat de mentor op de hoogte was van de beschikking is er contact geweest met de bewindvoerder. Dat er miscommunicatie was tussen de mentor en de bewindvoerder is dan ook niet juist.
4.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet, heeft de alleenstaande recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen.
Artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt:
Indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
Artikel 3 van de Beleidsregels bepaalt:
1. Bijzondere bijstand wordt op aanvraag verstrekt bij Orionis Walcheren. Bijzondere bijstand kan aangevraagd worden met terugwerkende kracht tot maximaal 2 maanden.
2. Van het eerste lid kan worden afgeweken, indien:
- de aanvrager redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen indienen; of
- indien er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verstrekken.
Artikel 18 van de Beleidsregels bepaalt:
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels indien de belanghebbende in bijzondere omstandigheden verkeert waardoor toepassing van deze beleidsregels niet tot het beoogde of gewenste doel leidt.
5.
Oordeel van de rechtbank
Ter beoordeling ligt aan de rechtbank voor of Orionis op goede gronden bijzondere bijstand aan eiseres heeft geweigerd voor de intakekosten en de maandelijkse kosten van het mentorschap over de periode van 20 februari tot en met 14 maart 2020.
Orionis heeft bijzondere bijstand geweigerd, omdat deze kosten zijn gelegen meer dan
2 maanden voor de aanvraag van 15 mei 2020. Volgens Orionis zijn er geen (bijzondere) omstandigheden die maken dat van de maximale terugwerkende kracht van 2 maanden in de Beleidsregels dient te worden afgeweken.
Eiseres stelt dat die er wel zijn, omdat de mentor pas op 4 mei 2020 bekend is geworden met het vonnis van de kantonrechter waarbij het mentorschap werd ingesteld en de mentor benoemd.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) inzake de toepassing van de artikelen 43 en 44 van de Wet werk en bijstand, welke rechtspraak haar gelding heeft behouden na de inwerkingtreding van de artikelen 43 en 44 van de Participatiewet, wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend voor kosten die zijn opgekomen voor de datum waarop de aanvraag om bijstand is ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. [1] De kosten van de bewindvoerder komen op vanaf de benoeming van de bewindvoerder door de kantonrechter. [2] Voor de kosten van mentorschap geldt naar het oordeel van de rechtbank hetzelfde.
Het beleid van Orionis over het aanvragen van bijzondere bijstand bepaalt dat tot maximaal
2 maanden terugwerkende kracht kan worden aangevraagd. Daarvan kan worden afgeweken als de aanvrager redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen indienen of
er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verstrekken. Dit beleid dient te worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid op grond waarvan bijzondere bijstand met terugwerkende kracht kan worden verleend, ook zonder dat zich bijzondere omstandigheden voordoen. Volgens vaste rechtspraak [3] dient een buitenwettelijk begunstigend beleid door de bestuursrechter terughoudend te worden getoetst. Dit houdt in dat de aanwezigheid en de toepassing van dit beleid als gegeven wordt beschouwd, met dien verstande dat wordt getoetst of een zodanig beleid op consistente wijze is toegepast. Het buitenwettelijk karakter brengt mee dat de vraag of het beleid de grenzen van een redelijke beleidsbepaling te buiten gaat, of het beleid onredelijk is dan wel of er sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht verder niet ter beoordeling staat.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd opgekomen vanaf het moment dat de kantonrechter op 20 februari 2020 de mentor heeft benoemd. De aanvraag om bijzondere bijstand voor deze kosten is meer dan 2 maanden later ingediend. Dat betekent dat de weigering van Orionis om bijzondere bijstand toe te kennen voor de intake- en de maandelijkse mentorkosten over de periode van 20 februari tot en met 14 maart 2020 in beginsel conform de Beleidsregels is.
De rechtbank kan zich voorts verenigen met het standpunt van Orionis dat er geen bijzondere omstandigheden zijn om al vanaf 20 februari 2020 bijzondere bijstand toe te kennen. Eiseres, haar budgetbeheerder en/of haar (latere) mentor wisten op het moment dat bij de kantonrechter werd verzocht om het instellen van een mentorschap, dan wel op het moment dat dat verzoek op de zitting van de kantonrechter op 11 februari 2020 werd behandeld dat (mogelijk) een mentorschap zou worden ingesteld. Er had toen al een aanvraag om bijzondere bijstand kunnen worden ingediend. Op dat moment waren de kosten wellicht nog niet precies bekend maar de aanvraag had later aangevuld kunnen worden. Ook op 16 april 2020 had bij Orionis een aanvraag ingediend kunnen worden, toen uit een telefoontje bleek dat door de kantonrechter al op 20 februari 2020 mentorschap was ingesteld. Ook dan was de aanvraag om bijzondere bijstand nog tijdig geweest. Dat de mentor dan wel de budgetbeheerder heeft gewacht tot 15 mei 2020 dient voor rekening en risico van eiseres te blijven.
De rechtbank komt tot de slotsom dat het besluit van Orionis, waarbij bijzondere bijstand voor de intakekosten en de maandelijkse kosten van het mentorschap over de periode van
20 februari tot en met 14 maart 2020 is afgewezen, standhoudt.
6.
Conclusie
Het beroep is ongegrond.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 5 augustus 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.uitspraak van 21 april 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:986)
2.uitspraak van 2 augustus 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:3026)
3.bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 7 juli 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1918)