ECLI:NL:CRVB:2020:1328
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor eigen bijdrage rechtsbijstand wegens te late indiening
Op 30 juni 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren. De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 augustus 2019, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde. Appellante had op 14 januari 2019 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van eigen bijdragen rechtsbijstand, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat de kosten waren gemaakt voordat de aanvraag was ingediend en niet voldaan was aan de voorwaarde dat de aanvraag binnen twee maanden na het opkomen van de kosten moest worden ingediend.
De Raad overweegt dat volgens vaste rechtspraak geen bijzondere bijstand wordt verleend voor kosten die zijn opgekomen voor de datum van de aanvraag. Appellante stelde dat de kosten pas op het moment van facturering door haar gemachtigde verschuldigd waren, maar de Raad oordeelt dat de kosten van de eigen bijdrage opkomen op het moment dat de rechtsbijstandsverlener het besluit tot verlening van de toevoeging ontvangt. In dit geval was appellante al op de hoogte van de toevoegingen en eigen bijdragen, omdat de besluiten van de Raad voor Rechtsbijstand rechtstreeks aan haar waren gericht.
Daarnaast voerde appellante aan dat zij in oktober 2018 geen inkomen had en niet wist welke factuur zij als eerste moest betalen. De Raad oordeelt dat het ontbreken van inkomen geen reden is om bijzondere omstandigheden aan te nemen die rechtvaardigen dat bijzondere bijstand wordt verleend. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het hoger beroep af, zonder veroordeling in de proceskosten.