Uitspraak
17.6675 AOW
OVERWEGINGEN
het – destijds geoorloofde – onderscheid naar nationaliteit in de korting op het ouderdomspensioen bestaat in het licht van artikel 14 van het EVRM niet voldoende rechtvaardiging, als in de situatie van betrokkenen een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer tot stand is gekomen. De Raad verwijst naar zijn uitspraken van 4 april 2014 en van 4 augustus 2017.
hem – naar eigen zeggen abusievelijk – per 1 januari 1968 als verzekerde voor de AOW aangemerkt. Op 23 april 1977 is betrokkene 6 gehuwd met een Kaapverdische vrouw en in 1988 is hij naar Amerika gegaan. Deze laatste omstandigheden maken niet dat vanaf 22 juni 1966 tot 1 januari 1968 sprake is geweest van de veronderstelde tijdelijke band met de Nederlandse rechtssfeer. Aangenomen moet worden dat betrokkene 6 zich vanaf 22 juni 1966 tot en met 14 december 1987 in de Nederlandse rechtssfeer heeft bevonden. Hieruit volgt dat voor betrokkene 6 ook voor de periode van 22 juni 1966 tot en met 31 december 1967 geen korting mag worden toegepast op zijn ouderdomspensioen vanaf het onder 6.3 genoemde moment.
Conclusie