ECLI:NL:CRVB:2020:2285
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om herziening WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 10 december 2018 het bestreden besluit van het Uwv heeft vernietigd. Appellante had verzocht om terug te komen van een eerder besluit van 10 november 2011, waarin haar aanvraag voor een WAO-uitkering was afgewezen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen nieuw gebleken of veranderde omstandigheden zijn die een herziening van het besluit rechtvaardigen. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat het Uwv terecht heeft geweigerd om terug te komen van het besluit van 10 november 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische informatie die appellante heeft ingediend, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het verzoek van appellante niet kan worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.