Uitspraak
18.1084 WMO15
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het college in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.374,48;
- bepaalt dat van het college een griffierecht wordt geheven van € 508,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Het geschil betreft de toekenning van een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Betrokkene had een aanvraag ingediend voor 300 minuten huishoudelijke hulp per week, maar het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas had slechts 120 minuten toegewezen, met de redenering dat betrokkene zelf in haar behoeften kon voorzien door particuliere hulp in te schakelen. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het college opgedragen om de maatwerkvoorziening te verhogen naar 300 minuten per week. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad overwoog dat het college ten onrechte had aangenomen dat betrokkene haar beperkingen op eigen kracht had opgelost door het inschakelen van particuliere hulp. De Raad benadrukte dat de financiële situatie van betrokkene niet als reden mag worden gebruikt om de aanvraag voor ondersteuning te verlagen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat betrokkene recht heeft op de gevraagde maatwerkvoorziening. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 1.374,48 bedragen, inclusief reiskosten en griffierecht.