In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Beesel om een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp te verstrekken aan betrokkene, enkel op basis van diens financiële draagkracht. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat de eigen kracht, zoals vastgelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015), geen ruimte biedt om rekening te houden met de financiële mogelijkheden van de betrokkene. De Raad onderschrijft deze overwegingen en bevestigt dat het college niet bevoegd was om de aanvraag te weigeren op basis van de hoogte van het inkomen of vermogen van betrokkene. De Raad benadrukt dat de wetgever bij de invoering van de Wmo 2015 geen inkomens- of vermogensgrens heeft gesteld voor toegang tot maatschappelijke ondersteuning. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het college wordt veroordeeld in de proceskosten van betrokkene. De Raad concludeert dat de rechtspraak met betrekking tot de eigen kracht en de toegang tot de Wmo 2015 onveranderd van toepassing blijft, ook na de invoering van het abonnementstarief.