ECLI:NL:CRVB:2019:3920
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over toerekening WGA-uitkering na gedeeltelijke overgang van onderneming
In deze zaak gaat het om de toerekening van een WGA-uitkering aan de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en de vraag of deze terecht aan [vereniging 1] is toegerekend na de gedeeltelijke overgang van het [lyceum] naar [stichting]. Werkneemster, die op 1 september 2011 in dienst trad bij het [lyceum], werd op 18 februari 2014 ziek en ontving vanaf 19 februari 2016 een WGA-uitkering. Het Uwv had [vereniging 1] in kennis gesteld van de toerekening van deze uitkering, maar [vereniging 1] maakte bezwaar, stellende dat de toerekening niet aan haar maar aan [stichting] zou moeten plaatsvinden, gezien de overgang van het [lyceum]. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van [vereniging 1] gegrond, maar het Uwv ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er sprake was van een gedeeltelijke overgang van onderneming, zoals bedoeld in artikel 84, vijfde lid, van de Wet WIA. De Raad stelde vast dat met de overgang van het [lyceum] naar [stichting] een deel van de onderneming van [vereniging 1] was overgegaan, maar dat [vereniging 1] als werkgever bleef bestaan. Dit leidde tot de conclusie dat het Uwv de WGA-uitkering van werkneemster terecht aan [vereniging 1] had toegerekend. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard. Het incidenteel hoger beroep van [stichting] werd niet-ontvankelijk verklaard.