ECLI:NL:RBLIM:2021:7038

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
ROE 18/3118 en ROE 19/313
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-verhaalsbesluiten en de positie van garantstellers na faillissement van eigenrisicodragers

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 15 september 2021, zijn twee beroepen aan de orde die betrekking hebben op WIA-verhaalsbesluiten. De zaken zijn aangespannen door ASR Schadeverzekeringen N.V., die als garantsteller optrad voor de WIA-uitkeringen van werknemers van failliete thuiszorgorganisaties, TSN Thuiszorg B.V. en TSN Groningen Holding B.V. De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of er sprake is geweest van een overgang van onderneming en welke jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van toepassing is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepen gegrond zijn en dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand blijven, met uitzondering van enkele specifieke gevallen. De rechtbank heeft ook de positie van de garantsteller na faillissement beoordeeld en de uitleg van artikel 40, zevende lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) besproken. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om opnieuw te beslissen op de bezwaren tegen de primaire besluiten, met inachtneming van de oordelen in deze uitspraak. De proceskosten zijn ook aan de orde gekomen, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat verweerder een bedrag aan proceskosten aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 18/3118 en ROE 19/313
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 september 2021
in de zaak tussen
ASR Schadeverzekeringen N.V., voorheen Loyalis Schade N.V., te Heerlen, eiseres
(gemachtigden: mr. R.J.H.M. Crombaghs en J.A. Houben-Timmermans),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locaties Hengelo en Alkmaar), verweerder
(gemachtigden: L.A.P. Ter Laak en R. Roos).
Procesverloop
Bij 13 afzonderlijke besluiten van 20 april 2016, 21 april 2016, 12 mei 2016 en 26 mei 2016 (de primaire besluiten (i.)) heeft verweerder bij eiseres kosten in rekening gebracht.
Bij besluit van 19 juli 2016 heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten deels gegrond, deels ongegrond verklaard. Het hiertegen ingestelde beroep (AWB 16/2643) is door de rechtbank bij uitspraak van 31 januari 2018 gegrond verklaard.
Bij besluit van 14 november 2018 heeft verweerder (kantoor Hengelo) opnieuw op de bezwaren beslist. Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. Het beroep tegen het besluit van 14 november 2018 heeft het procedurenummer ROE 18/3118.
Daarnaast heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten (ii.) van verweerder van 25 april 2017, 25 mei 2017, 22 juni 2017, 20 juli 2017, 24 augustus 2017, 21 september 2017, 19 oktober 2017, 23 november 2017, 22 december 2017, 26 februari 2018, 1 maart 2018, 15 maart 2018, 13 april 2018, 11 mei 2018, 16 juni 2018, 12 juli 2018, 16 augustus 2018, 13 september 2018, 11 oktober 2018 en 15 november 2018. Op die bezwaren is beslist bij besluit op bezwaar van 18 december 2018 (kantoor Alkmaar). Het beroep tegen dat besluit heeft het procedurenummer ROE 19/313.
Verweerder heeft in beide beroepen een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd in beide zaken plaatsgevonden op 11 mei 2020. Eiseres heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Tevens is namens eiseres verschenen [naam 1] , werkzaam als [functie] bij eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Verder is voor verweerder verschenen [naam 2] .
Het onderzoek ter zitting is geschorst, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om nadere informatie te verschaffen over bij de rechtbank nog levende vragen. Partijen hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt en ook over en weer op elkaars ingezonden reacties gereageerd.
Nadat geen van de partijen, binnen een daartoe gegeven redelijke termijn, heeft aangegeven behoefte te hebben aan een nadere zitting, heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek op 15 december 2020 gesloten. De datum van de uitspraak is bepaald op heden.
Overwegingen
Wat ging er aan de zaken vooraf?
1. Thuiszorgorganisaties TSN Thuiszorg B.V. en TSN Groningen Holding B.V. (hierna de TSN-werkgevers) zijn op 16 maart 2016 respectievelijk 17 maart 2016 failliet gegaan. Zij waren vanaf 1 januari 2012, respectievelijk 1 januari 2013, eigenrisicodragers (ERD) voor arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van hun werknemers in het kader van de op de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) gebaseerde Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA). Eiseres heeft zich als verzekeraar jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) garant gesteld voor de betaling van die uitkeringen. Het ERD-schap is per 1 juli 2015 beëindigd en per die datum is ook de garantstelling van eiseres ingetrokken.
2. Verweerder heeft bij de primaire besluiten (i.) de kosten van de WGA-uitkeringen die over de maanden november 2015 tot en met april 2016 zijn betaald aan de bij die besluiten genoemde (ex-)werknemers van de failliete TSN-werkgevers, op eiseres verhaald in haar hoedanigheid als garantsteller. Eiseres heeft tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt en in dat kader heeft overleg tussen verweerder en eiseres plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder bij het besluit op bezwaar van 19 juli 2016 het verhaal van de uitkeringskosten ten aanzien van een aantal (ex-)werknemers laten vervallen en dientengevolge de in rekening gebrachte bedragen deels naar beneden bijgesteld. In zoverre zijn de bezwaren gegrond verklaard. De bezwaren betreffende de uitkeringskosten van een groter aantal andere (ex-)werknemers zijn ongegrond verklaard.
- Het afgehandelde beroep AWB 16/2643
3. Tegen het besluit van 19 juli 2016 is beroep AWB 16/2643 ingesteld. Eiseres heeft hierin kort gezegd naar voren gebracht het niet eens te zijn met de wijze waarop en de omvang waarin zij als garantsteller is aangesproken voor de door verweerder uitbetaalde WGA-uitkeringen van de (ex-)werknemers van de failliete TSN-werkgevers (ERD’s). Op 31 januari 2018 heeft de rechtbank uitspraak gedaan.
4. De rechtbank heeft zich allereerst uitgelaten over het principiële punt in hoeverre een verzekeraar in zijn hoedanigheid als garantsteller in rechte kan opkomen tegen een besluit waarbij de uitkeringskosten van een failliete ERD op hem verhaald worden. De rechtbank heeft hierover geoordeeld dat de rechtspositie van de verzekeraar die een garantie in de zin van artikel 40, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) heeft afgegeven niet alleen berust op de privaatrechtelijke verzekeringsovereenkomst met de werkgever maar mede beheerst wordt door hetgeen is bepaald in de artikelen 40 van de Wfsv en 84 van de Wet WIA zoals die bepalingen golden ten tijde hier van belang. De verzekeraar moet zich dan ook in een bestuursrechtelijke procedure jegens verweerder kunnen beroepen op correcte toepassing van die bepalingen jegens hem.
5. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld zich te kunnen verenigen met verweerders standpunt dat dit niet zo ver gaat dat de verzekeraar de rechtmatigheid van de toekenning van de uitkering in een procedure over een verhaalsbesluit als het onderhavige ter discussie kan stellen. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat niet is in te zien dat de rechtszekerheid, dan wel een belang van feitelijke aard, van de ERD of de (ex-)werknemer zich ertegen verzet dat de verzekeraar de feitelijke grondslag en rechtmatigheid van de toerekening van de uitkeringskosten aanvecht. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat die toerekening bepalend is voor de op de verzekeraar rustende verplichting om de kosten van een uitkering te vergoeden, terwijl voor hem, althans zolang de ERD zijn verplichting nakomt, geen bezwaar tegen een aan de ERD gericht toerekeningbesluit mogelijk is.
6. Over het eerdere bestreden besluit van 19 juli 2016 heeft de rechtbank in de vorige beroepsprocedure geoordeeld dat dit niet deugdelijk is gemotiveerd.
6.1. Zo blijkt nergens uit dat over de uitkeringskosten van de betrokken (ex-) werknemers toerekeningsbesluiten zijn genomen die (mede) betrekking hebben op de in de in geding zijnde periode. De verzekeraar had daarom de beschikking moeten krijgen over de relevante uitkeringsgegevens om in het kader van bezwaar tegen de verhaalsbesluiten zijn zienswijzen te kunnen geven over de vraag of de desbetreffende uitkeringskosten onder het bereik van de garantstelling vallen. Daarbij kunnen door eiseres in geding gebrachte aspecten, zoals de vraag of sprake is van overgang van onderneming, of een werknemer vangnetter is, onder een no-riskpolis valt of inmiddels de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, aan de orde komen, aldus de rechtbank in de uitspraak van 31 januari 2018.
6.2. Daarnaast heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank terecht haar twijfels geuit over de rechtmatigheid van de verhaalsbesluiten. Niet duidelijk is wie op de eerste ziektedag (EZD) bij welke werkgever in dienst was. Verweerder mocht hiervoor niet uitsluitend afgaan op de polisadministratie, met daarin de gegevens van de Belastingdienst.
6.3. Voorts heeft de rechtbank overwegingen gewijd aan beantwoording van de vraag of in het kader van de toepassing van (destijds) artikel 84, derde lid, van de Wet WIA sprake is geweest van overgang van de gehele onderneming of overgang van een deel van de onderneming. De rechtbank heeft verweerder daarbij opgedragen opnieuw op de bezwaren te beslissen aan de hand van de criteria die de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in de uitspraken van 11 november 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:4322) en 21 april 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1608) heeft ontwikkeld. De CRvB overwoog in die uitspraken dat van de overgang van een deel van de onderneming als bedoeld in artikel 84, derde en vijfde lid, van de Wet WIA geen sprake is als een zelfstandige, voldoende bepaalbare en identificeerbare, economische eenheid volledig wordt overgenomen. Die situatie kan zich voordoen als een zelfstandige vestiging wordt overgenomen, ook al maakte die deel uit van een grotere onderneming. In rechtsoverweging 4.4 van genoemde uitspraak van 21 april 2017 zijn nadere criteria voor de beantwoording van de vraag of sprake is van gehele of gedeeltelijke overgang van onderneming beschreven.
7. Het beroep is gegrond verklaard en verweerder is opgedragen opnieuw op de bezwaren tegen de primaire besluiten (i.) te beslissen, met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft geoordeeld. Tegen deze uitspraak hebben partijen geen hoger beroep ingesteld. De uitspraak van 31 januari 2018 heeft hiermee gezag van gewijsde verkregen.
De beroepen ROE 18/3118 en ROE 19/313
8. Bij het bestreden besluit van 14 november 2018 heeft verweerder ter uitvoering van de opdracht in de uitspraak van 31 januari 2018 opnieuw op de bezwaren tegen de primaire besluiten (i.) beslist. Eiseres is het ook met dit besluit niet (volledig) eens. Zij heeft daarom beroep ingesteld tegen dat besluit (ROE 18/3118).
9. Daarnaast heeft verweerder bij besluit van 18 december 2018 beslist op de bezwaren tegen de primaire verhaalsbesluiten (ii.), die zien op de periode april 2017 tot en met november 2018. Ook tegen dat besluit op bezwaar is beroep ingesteld (ROE 19/313).
10. Eiseres heeft in beide beroepen vrijwel gelijkluidende beroepsgronden ingediend. Eiseres heeft de beroepsgronden gesplitst in twee delen, A en B. De beroepsgronden komen in het kort op het volgende neer.
- deel A
10.1. Voor zover de bezwaren op individueel niveau alsnog gegrond zijn verklaard (en er dus over de perioden in geding niet verhaald wordt op eiseres), wil eiseres een principieel oordeel over het standpunt van verweerder, dat alsnog verhaald kan worden op haar als de overnemende partij niet betaalt.
10.2. De verhaalskosten horen uit de boedel te worden betaald voor zover het betreft de periode
- van surseance van betaling en
- na de opzegtermijn van het faillissement.
Er is volgens eiseres meer geld in de boedel dan de vordering groot is. Dit is weliswaar werk voor de curator, maar dat gaat vóór het verhaal op eiseres als garantsteller.
10.3. Verweerder heeft volgens eiseres nog steeds geen goed onderzoek gedaan naar de overname en juridische overgang van de ondernemingen en dus ook niet naar van rechtswege overgang van personeel.
10.4. De identiteit van de werknemers staat niet vast. Eiseres heeft daar geen zicht op en daarom acht eiseres zich niet aansprakelijk voor betaling van de WGA-uitkeringen.
10.5. Eiseres betwist dat de peildatum voor de beoordeling of iemand onder het verhaal valt, de dertiende week na ziekmelding is. Volgens eiseres is relevant waar de betreffende persoon in dienst was op de datum van het faillissement en/of daarna.
10.6. Na het faillissement hebben de curatoren met inachtneming van artikel 40 van de Faillissementswet de arbeidsovereenkomst met al het personeel rechtsgeldig opgezegd. Dat betekent ook dat het uitlooprisico is geëindigd. Ook om die reden is eiseres financieel niets verschuldigd aan verweerder.
10.7. Niet is onderzocht of de vangnetregeling of no-riskpolis van toepassing is. Voor de mensen die onder de werking van die regelingen vallen, moet verweerder namelijk de uitkeringslast betalen en niet eiseres.
10.8. Ten aanzien van TSN Thuiszorg B.V. stelt eiseres zich op het standpunt dat niet eiseres maar ASR Amersfoortse de garantsteller is, indien de EZD vóór 1 januari 2012 ligt.
- deel B
10.9. De onder A genoemde beroepsgronden heeft eiseres op individueel niveau onderbouwd in deel B. Voor de personen van wie de WGA-uitkering bij nader inzien door verweerder niet wordt verhaald op eiseres, geldt alleen de eerstgenoemde beroepsgrond. De overige beroepsgronden zijn vertaald naar het individuele niveau van de werknemers, voor zover het bezwaar ongegrond is verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
11. Het is aan de rechtbank om te beoordelen of de bestreden besluiten de rechterlijke toets kunnen doorstaan.
- Het juridisch kader
12. Hierna vermeldt de rechtbank het wettelijk kader zoals dat gold in de periode van belang in zaak ROE 18/3118, november 2015 tot en met mei 2016. In de periode van belang voor het beroep ROE 19/313 waren deze wetsartikelen (op delen) gewijzigd dan wel vernummerd, maar qua inhoud en strekking zijn deze wijzigingen niet van dermate betekenis dat de rechtbank het nodig heeft gevonden om alle relevante versies van de artikelen in deze uitspraak op te nemen. De rechtbank zal in de overwegingen, waar dienstig, wel verwijzen naar de gewijzigde dan wel vernummerde artikelen.

13.Artikel 40 van de Wfsv luidt als volgt.

“1. De inspecteur verleent overeenkomstig deze afdeling aan een werkgever op aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking toestemming om zelf het risico te dragen van betaling van:
a. (…); of
b. de WGA-uitkeringen en de overlijdensuitkeringen overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2. De werkgever legt bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, een schriftelijke garantie over waaruit blijkt dat een bank of een verzekeraar zich jegens het UWV verplicht, op het eerste verzoek van het UWV waarbij het UWV schriftelijk meedeelt dat de verplichtingen die voortvloeien uit het zelf dragen van het risico niet worden nagekomen, die verplichtingen na te komen. (…)
(…)
7. De garantie, bedoeld in het tweede lid, wordt voor onbepaalde tijd gegeven. Deze garantie strekt zich uit tot rechtsopvolgers onder algemene titel van de eigenrisicodrager en tot het risico dat overgaat op de verkrijgende werkgever, bedoeld in artikel 84, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Deze garantie kan door de desbetreffende bank of verzekeraar niet worden beëindigd zonder schriftelijke opzegging bij de inspecteur.”

14.Artikel 84 van de Wet WIA luidt als volgt.

“1. De eigenrisicodrager draagt vanaf het moment dat hij eigenrisicodrager wordt overeenkomstig artikel 82 het risico van de betaling van de WGA-uitkering aan de verzekerde die op de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd tot hem in dienstbetrekking alsmede het risico van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid stond, ook als die wachttijd is ingegaan vóór de dag waarop deze werkgever eigenriscodrager werd.
2. Indien het eigenrisicodragen eindigt blijft de werkgever het risico, bedoeld in artikel 82, eerste lid, dragen, voorzover de eerste dag van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte is gelegen voor het einde van het eigenrisicodragen. Indien de eigenrisicodrager in staat van faillissement is verklaard, of indien ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel indien hij ophoudt werkgever te zijn, betaalt het UWV de WGA-uitkering en verhaalt het deze uitkering, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkering verschuldigde premies die niet op deze uitkering in mindering kunnen worden gebracht en de verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, over deze uitkering, voorzover deze is betaald over de periode, bedoeld in artikel 82, op de bank of verzekeraar, bedoeld in artikel 40, tweede lid van de Wet financiering sociale verzekeringen.
3. In geval van overgang van een onderneming in de zin van artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede in geval van een dergelijke overgang bij faillissement, wordt het risico van de betaling van de WGA-uitkering aan de verzekerde, die op de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd in dienstbetrekking stond tot de werkgever die de onderneming heeft overgedragen, alsmede het risico van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid, in afwijking van het tweede lid gedragen door de werkgever die de onderneming verkrijgt indien:
a. de werkgever die de onderneming overdraagt geen eigenrisicodrager is en de werkgever die de onderneming verkrijgt eigenrisicodrager is of wordt;
b. de werkgever die de onderneming overdraagt eigenrisicodrager is; of
c. de werkgever die de onderneming overdraagt een werkgever is wiens eigenrisicodragen is beëindigd als bedoeld in het tweede lid.
(...)
5. Indien in de in het derde lid, onderdeel b of c, bedoelde situatie slechts een deel van de onderneming overgaat, blijft het risico van de betaling van de uitkering berusten bij de werkgever die een deel van de onderneming overdraagt.
6. Voor de toepassing van het eerste lid en het tweede lid, eerste zin, draagt de eigenrisicodrager het risico gedurende de periode die op grond van artikel 82, eerste lid, geldt op de dag waarop het recht op uitkering is ontstaan. (…)”.
- De bindende werking van de uitspraak van 31 januari 2018 in relatie tot later gewijzigde jurisprudentie
15. Nu geen van de partijen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 31 januari 2018, heeft deze uitspraak zoals reeds gezegd gezag van gewijsde verkregen. Hiermee hebben de - uitdrukkelijk en zonder voorbehoud geformuleerde - overwegingen in die uitspraak en de opdracht die verweerder daarbij is gegeven bindende werking voor het daaruit voorvloeiende nieuwe besluit op bezwaar.
16. In de uitspraak van 31 januari 2018 heeft de rechtbank (als gezegd) aan verweerder de opdracht gegeven om de vraag te beantwoorden of in het kader van de toepassing van (destijds) artikel 84, derde lid, van de Wet WIA sprake is geweest van overgang van de gehele onderneming of overgang van een deel van de onderneming De rechtbank heeft verweerder daarbij de opdracht gegeven die vraag te beantwoorden aan de hand van de criteria die de CRvB in de hierboven genoemde uitspraken van 11 november 2016 en 21 april 2017 heeft ontwikkeld.
17. Na het nemen van het nieuwe besluit op bezwaar van 18 november 2018, heeft de CRvB zijn jurisprudentie over wanneer sprake is van een gehele of gedeeltelijke overgang van onderneming echter gewijzigd in de uitspraak van 4 december 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3920).
18. De vraag waarvoor de rechtbank zich nu geplaatst ziet, is hoe de bindende werking van de uitspraak van 31 januari 2018 zich verhoudt tot de nieuwe lijn in de jurisprudentie van de CRvB per 4 december 2019.
19. Voor de beantwoording van deze vraag verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 20 juni 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW8850. De strekking van die uitspraak is dat als een uitdrukkelijk en zonder voorbehoud in een eerdere uitspraak van de rechtbank opgenomen oordeel in rechte onaantastbaar is geworden, omdat daar geen hoger beroep tegen is ingesteld, het betrokken bestuursorgaan bij het nieuw te nemen besluit het oordeel van de rechtbank als uitgangspunt moet hanteren. Kort gezegd: het bestuursorgaan moet uitvoering geven aan de uitspraak van de rechtbank. Dat de uitleg die de rechtbank aan het toepasselijke recht heeft gegeven is achterhaald door een andere uitleg in een latere uitspraak van een hoger beroepscollege, doet hieraan niet af.
20. In het voorliggende geval doet zich naar het oordeel van de rechtbank een soortgelijke situatie voor waar het gaat om het besluit op bezwaar van 14 november 2018. Dit betekent dat de bindende werking van de uitspraak van 31 januari 2018 geldt voor het besluit van 14 november 2018 en dat de rechtbank die uitspraak bij de beoordeling als uitgangspunt zal nemen.
21. Ter zitting heeft eiseres betoogd dat de bindende werking van de uitspraak van 31 januari 2018 niet alleen moet gelden voor het bestreden besluit in de zaak 18/3118 maar óók voor het bestreden besluit van 18 december 2018 in de zaak 19/313, ook al is dat laatste besluit niet genomen ter uitvoering van de opdracht aan verweerder in de uitspraak van de rechtbank van 31 januari 2018. Eiseres voert daartoe aan dat het om dezelfde partijen en dezelfde kwestie gaat en dat alleen de tijdvakken waarover de besluiten gaan, verschillen.
22. De rechtbank volgt eiseres daarin niet. Hetgeen is overwogen over de bindende werking van een uitspraak als daartegen geen hoger beroep is ingesteld, vormt namelijk een uitzondering op de hoofdregel dat een besluit op bezwaar moet worden genomen op basis van het recht zoals dat geldt ten tijde van dat besluit. Die uitzondering mag niet ruim worden uitgelegd. De rechtbank zal daarom de beroepsgronden in de zaak ROE 19/313 beoordelen op basis van het recht zoals dat - na de uitspraak van de CRvB van 4 december 2019 - geacht wordt te hebben gegolden ten tijde van het bestreden besluit van 18 december 2018. Dat betekent dat in die zaak wél geoordeeld wordt met inachtneming van de uitleg die de CRvB in die uitspraak aan het toepasselijke recht heeft gegeven.
23. Het voorgaande betekent dat de rechtbank inzake de hierna te beantwoorden rechtsvraag of ten tijde hier van belang sprake is van overgang van onderneming twee verschillende juridische kaders zal (moeten) hanteren.
- Overgang van onderneming, ja of nee?
24. Ter discussie staat of eiseres als (voormalig) garantsteller nog steeds garant dient te staan voor betaling van de WGA-gelden van voormalige werknemers van TSN Thuiszorg B.V. en TSN Groningen Holding B.V. Daarvoor moet eerst duidelijk worden of vóór het faillissement van deze B.V.’s sprake is geweest van overgang van onderneming en, zo ja, welke gevolgen die heeft voor het eigenrisicodragerschap en daarmee ook voor de garantstelling.
25. In de bestreden besluiten stelt verweerder zich op het standpunt dat de overgang van TSN Thuiszorg B.V. op 20 april 2015 gedeeltelijk was en de overgang van TSN Groningen Holding B.V. op diezelfde datum geheel was. Dat standpunt is onderbouwd door te verwijzen naar de verkrijgers en het percentage dat de verkrijgers voor hun rekening hebben genomen.
25.1.
Bij TSN Groningen Holding B.V. was het hiervoor bedoelde percentage cumulatief precies 100. Per 20 april 2015 is TSN Groningen Holding B.V. overgegaan naar TSN Ebbingepoort voor 30,94%, TSN Mercator B.V. voor 26,13% en TSN voor Anker B.V. voor 42,93%. Dit heeft ertoe geleid dat verweerder de WGA-gelden van deze B.V. (anders dan in de primaire besluiten) in de periodes hier in geding niet meer verhaalt op eiseres.
25.2.
Bij TSN Thuiszorg B.V. was het percentage dat de verkrijgers in totaliteit voor hun rekening hebben genomen lager dan 100. Er is per 20 april 2015 een overgang van TSN Thuiszorg B.V. naar TSN Begeleiding B.V. voor 0,9%, TSN Zorgcentrale B.V. voor 0,57% en TSN Verzorging en verpleging voor 21,35%. Per 1 maart 2016 is er nog een overgang geweest naar Acteon Thuiszorg B.V. voor 1,97%. Hierbij heeft verweerder opgemerkt dat de overgegane activiteiten economische eenheden zijn die hun identiteit behielden. Verwezen is naar het financiële verslag 2016 van TSN Zorg en Welzijn B.V., het faillissementsverslag van TSN Thuiszorg B.V. van 1 juni 2016 en de koopovereenkomst van 20 april 2015.
- ROE 18/3118: beoordeling of sprake is van overgang van onderneming volgens de jurisprudentie van de CRvB van 11 november 2016 en 21 april 2017
26. In zowel de uitspraak van 11 november 2016 als in die van 21 april 2017 heeft de CRvB geoordeeld over het geschilpunt of overname van een vestiging van respectievelijk een uitzendbureau en een supermarkt, moet worden gezien als overgang van een zelfstandige (volledige) dan wel als overgang van een deel van de onderneming. De omschrijving van het daarvoor beslissende criterium verschilt in genoemde uitspraken enigszins. In de uitspraak van 11 november 2016 wordt bepalend geacht of het gaat om overgang van een zelfstandige economische eenheid, terwijl in de uitspraak van 21 april 2017 centraal staat of sprake is van identiteitsbehoud. Daarmee wordt kennelijk hetzelfde bedoeld. In laatstgenoemde uitspraak wordt het meest uitgebreid beschreven welke aspecten bij de beoordeling of aan dat criterium is voldaan moeten worden betrokken. De CRvB heeft geoordeeld dat als aan het criterium van behoud van zelfstandigheid dan wel identiteit is voldaan, daaruit de conclusie volgt dat sprake is van overgang van een volledige (zelfstandige) onderneming en niet van een deel van een onderneming in de zin van (destijds) artikel 84, vijfde lid, van de Wet WIA. Uit beide uitspraken volgt dat niet van belang wordt geacht of er na de overname een deel van de overdragende onderneming resteert. Dit nu is juist wel van beslissende betekenis in de uitspraak van 4 december 2019, waarin de CRvB in zoverre terugkomt op zijn eerdere uitspraken. Over laatstgenoemde uitspraak zal de rechtbank zich later in deze uitspraak nader uitlaten.
27. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting het standpunt ingenomen dat bij de overdracht van onderdelen van TSN Thuiszorg in 2015 en 2016, voor zover deze vooraf gingen aan het faillissement, sprake is geweest van overgang van een deel van de onderneming. Verweerder heeft dit standpunt onderbouwd door naar voren te brengen dat er weliswaar economische eenheden zijn overgedragen die hun identiteit behielden, maar dat de bedrijfsactiviteiten voor het overige zijn voortgezet totdat deze in april 2016, kort na het faillissement, zijn beëindigd. De rechtbank concludeert uit deze onderbouwing dat verweerder een overgang van een zelfstandige economische eenheid met identiteitsbehoud aanneemt. Volgens het criterium van de in ROE 18/3118 wel relevante uitspraken van de CRvB uit 2016 en 2017 is daarmee sprake van een volledige overgang. Dat verweerder hierbij (ten onrechte) heeft verwezen naar de in deze zaak niet relevante uitspraak van de CRvB van 4 december 2019, doet hieraan niet af.
28. Al met al concludeert de rechtbank dat verweerder in de zaak ROE 18/3118 het standpunt dat sprake was van overgang van een deel van de onderneming niet aan eiseres heeft mogen tegenwerpen. Het beroep in de zaak ROE18/3118 is reeds daarom gegrond. Over de consequenties van deze gegrondverklaring zal de rechtbank zich later in de uitspraak uitlaten.
- ROE 19/313: beoordeling of sprake is van overgang van onderneming volgens de uitspraak van de CRvB van 4 december 2019
29. Was bij toepassing van de criteria van de uitspraken uit 2016 en 2017 niet van belang of er na de overname een deel van de overdragende onderneming resteert, in de uitspraak van 4 december 2019 - waarin de CRvB in zoverre terugkomt op zijn eerdere uitspraken - is dat juist van doorslaggevende betekenis. Uit die uitspraak volgt dat het beslissende criterium tweeledig is. In de eerste plaats moet er sprake zijn van overgang van een zelfstandige economische eenheid in civielrechtelijke zin die op grond van artikel 7:662 van het Burgerlijk Wetboek (BW) als een onderneming wordt beschouwd. Daarbij moet worden bepaald of de identiteit van de overgedragen onderneming bewaard is gebleven. Vervolgens moet dan als stap twee nog worden beoordeeld of sprake is van overgang van een deel van de onderneming in de zin van (destijds) artikel 84, vijfde lid, van de Wet WIA. Gelet op de wetsgeschiedenis moet die vraag volgens de CRvB beantwoord worden vanuit het perspectief van de overdragende werkgever. In het door de CRvB beoordeelde geval volgde dat reeds uit het feit dat de overdragende onderneming is blijven bestaan en haar activiteiten heeft voortgezet.
30. In de zaak ROE 19/313 leidt toepassing van dit stappenplan van de CRvB tot het volgende oordeel. Allereerst is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de eerste beoordelingsstap, namelijk dat zelfstandige economische eenheden met een eigen identiteit zijn overgedragen. Uit de gegevens in het dossier, waaronder het Financieel verslag 2016 van TSN Zorg en Welzijn B.V., blijkt voorts dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de bedrijfsactiviteiten van TSN Thuiszorg B.V. na overdracht van delen van de onderneming nog enige tijd zijn voortgezet, zodat ook aan de tweede stap van het beoordelingscriterium is voldaan. Uit het voorgaande volgt aldus dat verweerder zich in de zaak ROE 19/313 terecht op het standpunt heeft gesteld dat vóór faillissement sprake was van een
gedeeltelijkeovergang van onderneming.
- ROE 19/313: de positie van de garantsteller ná faillissement en de uitleg van artikel 40, zevende lid, van de Wfsv
31. Het voorgaande oordeel, dat in de in ROE 19/313 aan de orde zijnde periode moet worden uitgegaan van een gedeeltelijke overgang van onderneming, betekent vervolgens nog niet dat verweerder terecht over de periode in geding de WGA-kosten heeft verhaald op eiseres.
32. Eiseres stelt zich namelijk op het standpunt dat verweerder ten onrechte niet heeft onderzocht wat de positie van eiseres als de garantsteller is, als er ná het faillissement nog een overname volgt. Dat laatste is volgens eiseres aan de orde. Na het faillissement zijn alle activiteiten door andere ondernemingen overgenomen, zij het dat niet alle personeelsleden aan het werk gebleven zijn. Eiseres leidt daaruit af dat er na faillissement alsnog sprake is geweest van volledige overgang, zodat het risico niet meer berust bij de overdragende werkgever en dus ook niet bij haar als garantsteller.
33. Verweerder ziet dat anders. Onder verwijzing naar het zevende lid van artikel 40 van de Wfsv stelt hij zich op het standpunt dat hij dat onderzoek niet hoefde te doen. Uit voornoemd artikelonderdeel blijkt volgens verweerder dat de garantstelling zich na faillissement ook uitstrekt op rechtsopvolgers. Daarom is er geen reden om bij een eventuele overname na het faillissement verhaal op de garantsteller achterwege te laten, aldus verweerder. Verweerder heeft dan ook niet onderzocht of de overname door Stichting Familiehulp en andere thuiszorginstellingen, zoals eiseres stelt, inderdaad een gedeeltelijke overgang was, al dan niet in relatie tot de bedrijfsbeëindiging.
34. De rechtbank ziet zich met dit geschilpunt geplaatst voor de vraag welke van de twee partijen uitgaat van de juiste rechtsopvatting, waar het gaat om de uitleg van artikel 40, zevende lid, van de Wfsv. Zij beantwoordt die vraag als volgt.
35. Allereerst is van belang dat (destijds) artikel 84, derde lid, van de Wet WIA de regeling betreffende de gevolgen van overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 van het BW, evenzeer van toepassing doet zijn op overname bij faillissement. Hiermee wijkt de wetgever voor de toepassing van de regels van de Wet WIA over eigenrisicodragen kennelijk af van artikel 7:666 van het BW, waarin is bepaald dat artikel 7:662 en volgende niet van toepassing zijn indien de werkgever in staat van faillissement is verklaard en de onderneming tot de boedel behoort.
36. Met betrekking tot de positie van de garantsteller verwijst de rechtbank naar artikel 40 van de Wfsv en (destijds) artikel 84, tweede lid, van de Wet WIA (thans artikel 82, vierde lid). Artikel 40, tweede lid, van de Wfsv bepaalt dat de ERD een schriftelijke garantie moet overleggen inhoudende dat een bank of verzekeraar zich verplicht om de verplichtingen van de ERD na te komen indien deze daartoe in gebreke blijft. Het zevende lid van artikel 40 van de Wfsv bepaalt voorts (voor zover hier van belang) dat de garantie zich uitstrekt tot het risico van de verkrijgende werkgever.
37. In (destijds) artikel 84, tweede lid, van de Wet WIA is voorts bepaald (voor zover hier van belang) dat indien de ERD failliet is verklaard, verweerder de uitkering betaalt en verhaalt op de garantsteller bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Wfsv. Aldus vormt genoemd onderdeel van artikel 84 van de Wet WIA voor de toepassing van die wet een nadere afbakening van de regeling in artikel 40 van de Wfsv. Verhaal op de garantsteller is dus niet reeds mogelijk zodra de ERD zijn verplichtingen niet nakomt, maar pas als de ERD failliet is verklaard en strekt zich dan wel uit over de achterstallige verplichtingen die zijn ontstaan vóór het faillissement.
38. Als vóór het faillissement de onderneming geheel is overgegaan (volgens de criteria van de toepasselijke jurisprudentie) strekt de garantie zich ook uit over de verplichtingen in het kader van de Wet WIA die op de overnemende onderneming zijn overgegaan. Uit het wettelijk systeem volgt naar dezerzijds oordeel echter (voor zover hier van belang) dat verhaal op de garantsteller in dat geval pas mogelijk is als de overnemende werkgever die verplichtingen niet nakomt en als voorts ten aanzien van die werkgever is voldaan aan de vereisten van artikel 84, tweede lid, van de Wet WIA. Dit betreft naar het oordeel van de rechtbank met name de situatie dat ook deze failliet wordt verklaard. In overeenstemming hiermee heeft verweerder onderzocht of er voorafgaand aan het faillissement van TSN Thuiszorg en TSN Groningen sprake is geweest van overgang van onderneming en heeft hij op grond daarvan een deel van de bezwaren gegrond verklaard (zie hiervoor).
39. Uit voormelde bepalingen van de Wfsv en de Wet WIA volgt naar het oordeel van de rechtbank voorts, anders dan verweerder vindt, dat de bepalingen over overname van onderneming als ook die over de positie van de garantsteller zowel de situatie vóór als die ná faillissement betreffen. De tekst van artikel 40, zevende lid, van de Wfsv, en de bepalingen van de Wet WIA geven geen ruimte voor de uitleg die verweerder geeft.
40. Het beroep ROE 19/313 is vanwege het laatstgenoemde oordeel ook gegrond. Verweerder heeft ten onrechte niet onderzocht of na faillissement sprake is geweest van volledige overgang van onderneming doordat andere thuiszorginstellingen activiteiten hebben overgenomen.
- Consequenties van de gegrondverklaringen
41. Uitgangspunt in het bestuursprocesrecht is dat de bestuursrechter het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief beslecht. Voor de onderhavige beroepen betekent dit het volgende.
- in ROE 18/3118
42. Ten aanzien van de periode 1 november 2015 tot 16 maart 2016 heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder het standpunt dat sprake was van overgang van een deel van de onderneming niet aan eiseres heeft mogen tegenwerpen. Het beroep is reeds om die reden gegrond. De rechtbank ziet zich nu geplaatst voor de vraag of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven. Daarvoor zal de rechtbank beoordelen of en, zo ja, in hoeverre de werknemers ten aanzien van wie in dit beroep de uitkeringskosten op eiseres zijn verhaald, al dan niet behoren tot het deel van TSN Thuiszorg B.V. dat op 20 april 2015 volledig is overgegaan naar TSN Begeleiding B.V. voor 0,9%, TSN Zorgcentrale B.V. voor 0,57% en TSN Verzorging en verpleging voor 21,35% en op 1 maart 2016 voor 1,97% is overgegaan op Acteon Thuiszorg B.V.
43. Eenzelfde beoordeling zal de rechtbank maken voor zover het verhaal op de garantsteller ziet op de periode na 16 maart 2016, dus ná het faillissement.
44. De beoordeling vindt plaats op individueel niveau. Ten behoeve van die individuele beoordeling zal de rechtbank hierna eerst een oordeel geven over de relevante algemene beroepsgronden zoals door eiseres geformuleerd onder deel A.
45. Zo stelt eiseres zich op het standpunt dat de identiteit van de werknemers niet vaststaat. Zij vindt het niet voldoende om uit te gaan van de datum ziekmelding zoals deze in de polisadministratie is geregistreerd. Daarmee is in haar ogen namelijk niet duidelijk of de betreffende werknemer na de ziekmelding en - zo begrijpt de rechtbank het standpunt althans – vóór of na de toekenning van de WIA-uitkering nog van werkgever is veranderd.
46. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Hiertoe overweegt zij allereerst dat verweerder uit mag gaan van de gegevens uit de polisadministratie, tenzij er sprake is van evidente fouten in de administratie. Verweerder mag derhalve in beginsel uitgaan van de eerste ziektedag zoals die in de polisadministratie staat. Daarnaast heeft verweerder zogenoemde 42e weeksmeldingen - en niet, zoals eiseres ze noemt, 13e weeksmeldingen - overgelegd, die de werkgever van de zieke werknemer 42 weken na de eerste ziektedag instuurt naar verweerder. Ook hieruit blijkt om welke werknemer en welke werkgever het gaat en wat de eerste ziektedag is. Het ligt naar het oordeel van de rechtbank voorts niet voor de hand dat een zieke werknemer in de wachttijd WIA ziek in dienst gaat bij een andere werkgever. Bovendien zou dan uit de polisadministratie moeten blijken dat sprake is van een nieuwe werkgever.
47. Voorts betoogt eiseres dat verweerder ten onrechte niet heeft onderzocht of de vangnetregeling of no-riskpolis van toepassing is. Voor de mensen die onder de werking van die regelingen vallen, moet verweerder namelijk de uitkeringslast betalen en niet eiseres, zo stelt zij.
48. Ook dat betoog slaagt niet. Verweerder stelt zich dienaangaande terecht op het standpunt dat alsdan in de polisadministratie een ZW-uitkering geregistreerd zou moeten staan. De rechtbank heeft bij haar onderzoek van de individuele gevallen geconstateerd dat bij een enkele ex-werknemer sprake is van een ZW-uitkering. Het betrof de situatie dat er na het vollopen van de wachttijd geen WGA-uitkering is toegekend, er vervolgens een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) is verstrekt die gevolgd is door een ZW-uitkering. Verder zag de rechtbank de situatie van een ZW-uitkering die gekoppeld was aan een dienstverband bij een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Deze situatie zien naar het oordeel van de rechtbank niet op het van toepassing zijn van de vangnetregeling of de no-riskpolis.
49. Tot slot heeft de rechtbank geconstateerd dat ASR Amersfoortse vanaf 21 april 2021 is verder gegaan onder de naam ASR. Voor zover in de desbetreffende gevallen de eerste ziektedag (EZD) vóór 1 januari 2012 ligt kan dan ook ASR in deze procedures als garantsteller worden aangemerkt.
- in ROE 19/313
50. Deze procedure gaat over het verhaal over de periode april 2017 tot en met november 2018. Deze periode ligt volledig ná het faillissement van TSN Thuiszorg. Als gezegd, verweerder heeft ten onrechte niet onderzocht of na het faillissement sprake is geweest van volledige overgang van onderneming doordat andere thuiszorginstellingen activiteiten hebben overgenomen. De rechtbank ziet zich ook in deze procedure geplaatst voor de vraag of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven. De rechtbank is dienaangaande van oordeel dat de informatie uit de in de procedure ingebrachte faillissementsverslagen een sterke aanwijzing vormt voor de conclusie dat hiervan geen sprake is geweest. Tenzij de individuele beoordeling van de gevallen tot een andere conclusie leidt, is de rechtbank derhalve van oordeel dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven. In deel B zal de rechtbank op individueel niveau - met inachtneming van het voorgaande oordeel over de relevante algemene beroepsgronden van deel A - beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
- De overige beroepsgronden in ROE 18/3118 en ROE 19/313
51. Eiseres heeft de rechtbank gevraagd om een principieel oordeel te geven over het standpunt van verweerder (in beginsel ten aanzien van de werknemers van TSN Groningen) dat alsnog verhaald kan worden op eiseres in de toekomst, als de overnemende partij niet betaalt. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de garantstelling niet zover gaat.
52. Hoewel toekomstige verhaalsbesluiten geen onderwerp van geschil kunnen zijn in de onderhavige procedures, ziet de rechtbank wel aanleiding om hier een oordeel over te geven. Zij verwijst in dit verband naar de overwegingen 38 en 39. Daaruit volgt dat de rechtbank van oordeel is dat verhaal in de toekomst nog mogelijk is, indien de overnemende werkgever failliet is gegaan.
53. Over de beroepsgrond dat de verhaalskosten vooreerst uit de boedel moeten worden betaald, voor zover het betreft de periode van surseance van betaling en na de opzegtermijn van het faillissement, oordeelt de rechtbank dat zij geen wettelijke basis ziet om deze (loon)kosten op de boedel te verhalen, zodat die grond reeds daarom niet slaagt.
54. Dat oordeel geldt ook voor de verstrekkende beroepsgrond dat eiseres financieel niets aan verweerder verschuldigd is omdat het uitlooprisico is geëindigd met de opzegging van de arbeidsovereenkomsten van alle werknemers. Eiseres heeft nagelaten deze beroepsgrond van een toereikende onderbouwing te voorzien.
- Deel B, beoordeling op individueel niveau in ROE 18/3118
- [werkneemster 1] (BSN: [BSN-nummer 1] ), besluiten 9 en 10
55. De EZD van [werkneemster 1] was op 2 oktober 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 23 juli 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA en een loonsanctie is aan haar per 28 september 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 49,32.
55.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 9 en 10 (december 2015 en november 2015) gemoeid zijn.
55.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [ werkneemster 2] (BSN: [BSN-nummer 2] ), besluiten 2, 4, 6, 7 en 13
56. De EZD van [ werkneemster 2] was op 19 december 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 9 oktober 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 17 december 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 37,02.
56.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
56.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 3] (BSN: [BSN-nummer 3] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
57. De EZD van [werkneemster 3] was op 25 september 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 16 juli 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 23 september 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 24,73. Per 23 november 2017 aan haar een IVA-uitkering toegekend.
57.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016, mei 2016) gemoeid zijn.
57.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 4] (BSN: [BSN-nummer 4] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
58. De EZD van [werkneemster 4] was op 10 september 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 8 september 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 27,41. Per 8 mei 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
58.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dat het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 1 juli 2014, te weten [LH-nummer 3] , niet overeenkomt met het LH-nummer van TSN Thuiszorg B.V. per 5 oktober 2012, maakt dit niet anders. Uit de voorhanden zijnde processtukken blijkt dat de correspondentie ten aanzien van [werkneemster 4] steeds was gericht aan TSN Thuiszorg B.V. De rechtbank is daarmee van oordeel dat verweerder aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan en eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
58.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 5] (BSN: [BSN-nummer 5] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
59. De EZD van [werkneemster 5] was op 11 januari 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 8 januari 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 25,22. Per 22 september 2016 heeft mevrouw de voor haar geldende AOW-leeftijd bereikt.
59.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dat het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 24 oktober 2012, te weten [LH-nummer 4] , niet overeenkomt met het LH-nummer van TSN Thuiszorg B.V. per 5 oktober 2012, maakt dit niet anders. Het genoemde LH-nummer is dat van Thuishulp Haaglanden, een rechtsvoorganger van TSN Thuiszorg B.V. Uit de voorhanden zijnde processtukken blijkt dat de correspondentie ten aanzien van [werkneemster 5] steeds was gericht aan TSN Thuiszorg B.V. De rechtbank is daarmee van oordeel dat verweerder aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan en eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
59.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 6] (BSN: [BSN-nummer 6] ), besluiten 4 en 5
60. Niet (meer) in geding.
- [werkneemster 7] (BSN: [BSN-nummer 7] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
61. De EZD van [werkneemster 7] was op 30 januari 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 22 februari 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 42,85. De uitkering is per 22 maart 2017 beëindigd, waarna aan [werkneemster 7] een bijstandsuitkering is toegekend.
61.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dat het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 12 november 2012, te weten [LH-nummer 4] , niet overeenkomt met het LH-nummer van TSN Thuiszorg B.V. per 5 oktober 2012, maakt dit niet anders. Het genoemde LH-nummer is dat van Thuishulp Harderwijk, een rechtsvoorganger van TSN Thuiszorg B.V. Uit de voorhanden zijnde processtukken blijkt dat de correspondentie ten aanzien van [werkneemster 7] steeds was gericht aan TSN Thuiszorg B.V. De rechtbank is daarmee van oordeel dat verweerder aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan en eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
61.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 8] (BSN: [BSN-nummer 8] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
62. De EZD van [werkneemster 8] was op 5 september 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 9 oktober 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 30,26. Per 26 oktober 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
62.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dat het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 26 juni 2014, te weten [LH-nummer 4] , niet overeenkomt met het LH-nummer van TSN Thuiszorg B.V. per 5 oktober 2012, maakt dit niet anders. Het genoemde LH-nummer is dat van Thuishulp Zaandam, een rechtsvoorganger van TSN Thuiszorg B.V. Uit de voorhanden zijnde processtukken blijkt dat de correspondentie ten aanzien van [werkneemster 8] steeds was gericht aan TSN Thuiszorg B.V. De rechtbank is daarmee van oordeel dat verweerder aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan en eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016, mei 2016) gemoeid zijn.
62.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 9] (BSN: [BSN-nummer 9] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
63. De EZD van [werkneemster 9] was op 2 januari 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar (wegens een te late aanvraag pas) per 31 januari 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 30,95. Per 31 maart 2017 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
63.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dat het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 15 oktober 2012, te weten [LH-nummer 4] , niet overeenkomt met het LH-nummer van TSN Thuiszorg B.V. per 5 oktober 2012, doet hieraan niet af. Het genoemde LH-nummer is dat van Thuishulp West-Brabant, een rechtsvoorganger van TSN Thuiszorg B.V. Uit de voorhanden zijnde processtukken blijkt dat de correspondentie ten aanzien van [werkneemster 9] steeds was gericht aan TSN Thuiszorg B.V. De rechtbank is daarmee van oordeel dat verweerder aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan en eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016, mei 2016 gemoeid zijn.
63.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 10] (BSN: [BSN-nummer 10] ), besluiten 4, 5, 6 en 7
64. Niet (meer) in geding.
- [werkneemster 11] (BSN: [BSN-nummer 11] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
65. De EZD van [werkneemster 11] was op 12 januari 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 4 november 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 12 januari 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 66,39. Per 14 juni 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
65.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
65.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 12] (BSN: [BSN-nummer 12] ), besluiten 2, 4, 5, 6 en 7
66. De EZD van [werkneemster 12] was op 12 juli 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 2 mei 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 9 juli 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 27,30. Per 7 april 2016 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
66.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6 en 7 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016 en februari 2016) gemoeid zijn.
66.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 13] (BSN: [BSN-nummer 13] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
67. De EZD van [werkneemster 13] was op 20 juni 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 18 juni 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 46,57. Per 11 december 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
67.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dat het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 10 april 2013, te weten [LH-nummer 5] , niet overeenkomt met het LH-nummer van TSN Thuiszorg B.V. per 5 oktober 2012, doet hieraan niet af. Gelet op de overige voorhanden zijnde gegevens gaat de rechtbank ervanuit dat op de 42e weeksmelding sprake is van een kennelijke verschrijving. De rechtbank is daarmee van oordeel dat verweerder aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan en eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016, mei 2016) gemoeid zijn.
67.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 14] (BSN: [BSN-nummer 14] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
68. De EZD van [werkneemster 14] was op 10 september 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 8 september 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 40,33. De WIA-uitkering is beëindigd per 1 juli 2017.
68.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dat het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 1 juli 2013, te weten [LH-nummer 4] , niet overeenkomt met het LH-nummer van TSN Thuiszorg B.V. per 5 oktober 2012, maakt dit niet anders. Na de zitting van de meervoudige kamer op 11 mei 2020 heeft de rechtbank op 26 mei 2020 aan verweerder gevraagd om opheldering te geven over welk LH-nummer aan de orde was tussen 15 augustus 2010 en 5 oktober 2012. Daarop is bij brief van 3 juli 2020 geantwoord dat [werkneemster 14] tot 2 januari 2012 in dienst is geweest bij Thuiszorgservice Brabant B.V. en vanaf 2 januari 2012 bij TSN Thuiszorg B.V. TSN Thuiszorg B.V. heeft Thuiszorgservice Brabant B.V. met ingang van deze datum volledig overgenomen. In de periode van 2 januari 2012 tot en met 31 december 2012 werd zij betaald door TSN Thuiszorg B.V. met LH-nummer [LH-nummer 1] .
68.2.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [werkneemster 14] op de EZD en ook daarna als werkneemster van TSN Thuiszorg B.V. aangemerkt kan worden. Verweerder heeft aan zijn onderzoeksplicht voldaan en eiseres kan gehouden worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016, mei 2016) gemoeid zijn.
68.3.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 15] (BSN: [BSN-nummer 15] ), besluiten 4 en 5
69. Niet (meer) in geding.
- [werkneemster 16] (BSN: [BSN-nummer 16] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
70. De EZD van [werkneemster 16] was op 10 juni 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 8 januari 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 9 juni 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 47,39. Per 19 augustus 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
70.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
70.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 17] (BSN: [BSN-nummer 17] ), besluiten 2, 7 en 13
71. Niet (meer) in geding.
- [werkneemster 18] (BSN: [BSN-nummer 18] ), besluiten 2, 7 en 13
72. De EZD van [werkneemster 18] was op 27 mei 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 26 mei 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 57,93.
72.1.
Uit het bestreden besluit van 14 november 2018 (kantoor Hengelo) blijkt dat op eiseres verhaal heeft plaatsgevonden over de maanden februari, april en mei 2016. Uit het verweerschrift van 20 april 2020 (kantoor Hengelo) blijkt echter dat verhaal pas met ingang van 26 mei 2016 heeft plaatsgevonden. Na de zitting van de meervoudige kamer op 11 mei 2020 heeft de rechtbank bij brief van 26 mei 2020 aan verweerder gevraagd om duidelijk te maken over welke maanden nu daadwerkelijk verhaal heeft plaatsgevonden.
72.2.
Bij brief van 3 juli 2020 heeft verweerder daarop geantwoord dat op 30 september 2016 een correctienota is gestuurd aan eiseres. Uit deze factuur blijkt dat de nota’s over de periodes van 1 februari 2016 tot en met 31 maart 2016 respectievelijk 1 april 2016 tot en met 31 augustus 2016 gecorrigeerd zijn. Hiermee is naar de mening van verweerder het belang van eiseres ten aanzien van de verhaalsvordering ten aanzien van [werkneemster 18] komen te vervallen.
72.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om hier anders over te oordelen.
- [werkneemster 19] (BSN: [BSN-nummer 19] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
73. De EZD van [werkneemster 19] was op 23 augustus 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 21 augustus 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 32,43. Per 21 juni 2016 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
73.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dat het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 13 juni 2013, te weten [LH-nummer 3] , niet overeenkomt met het LH-nummer van TSN Thuiszorg B.V. per 5 oktober 2012, doet hieraan niet af. Uit de voorhanden zijnde processtukken blijkt dat de correspondentie ten aanzien van [werkneemster 19] steeds was gericht aan TSN Thuiszorg B.V.
73.2.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat verweerder aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan en eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
73.3.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 20] (BSN: [BSN-nummer 20] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
74. Niet (meer) in geding.
- [werkneemster 21] (BSN: [BSN-nummer 21] ), besluit 13
75. De EZD van [werkneemster 21] was op 30 mei 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 20 maart 2015. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 27 mei 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 49,45. Per 19 april 2017 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
75.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden het bedrag te voldoen dat met het verhaalsbesluit 13 (mei 2016) gemoeid is.
75.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 22] (BSN: [BSN-nummer 22] ), besluiten 1 en 12
76. De EZD van [werkneemster 22] was op 23 oktober 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 6] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 13 augustus 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 21 november 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 94,84.
76.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 1 en 12 (april 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
76.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 23] (BSN: [BSN-nummer 23] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
77. De EZD van [werkneemster 23] was op 15 mei 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 13 mei 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 46,35. Per 19 april 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
77.1.
[werkneemster 23] was ook in dienst bij Aldi sinds 1 mei 2005. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een opvolgend werkgever van TSN Thuiszorg B.V. Dat het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 15 april 2014, te weten [LH-nummer 4] , niet overeenkomt met het LH-nummer van TSN Thuiszorg B.V. per 5 oktober 2012, maakt dit niet anders. Het genoemde LH-nummer is dat van Thuishulp Stadskanaal, een rechtsvoorganger van TSN Thuiszorg B.V. Uit de voorhanden zijnde processtukken blijkt dat de correspondentie ten aanzien van [werkneemster 23] steeds was gericht aan TSN Thuiszorg B.V.
77.2.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat verweerder aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan en eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) naar een pro rata percentage van 20,19% gemoeid zijn.
77.3.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 24] (BSN: [BSN-nummer 24] ), besluiten 4 en 5
77.4.
De rechtbank heeft bij brief van 26 mei 2020 aan verweerder gevraagd om duidelijk te maken of deze werkneemster op de eerste ziektedag ook in dienst is getreden bij TSN Thuiszorg B.V. Bij brief van 3 juli 2020 heeft verweerder daarop geantwoord. Met dat antwoord is naar het oordeel van de rechtbank toereikend verduidelijkt wat de situatie van [werkneemster 24] was ten tijde hier van belang.
77.5.
De EZD van [werkneemster 24] was op 2 januari 2012. Deze datum valt samen met de indiensttreding bij TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Daarvóór was zij in dienst bij Thuishulp Zwolle B.V. en heeft zij - naar de rechtbank aanneemt vanaf 18 juli 2011 - tot 6 december 2011 een uitkering ingevolge de WAZO ontvangen. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA en een periode van loonsanctie is aan haar per 21 april 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 49,45. Vanaf 17 november 2015 is haar WIA-uitkering beëindigd vanwege een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%.
77.6.
Uit de stukken is niet gebleken dat [werkneemster 24] op 20 april 2015 is overgegaan naar een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dat het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 1 mei 2012, te weten [LH-nummer 4] , niet overeenkomt met het LH-nummer van TSN Thuiszorg B.V. per 5 oktober 2012, maakt dit niet anders. Het genoemde LH-nummer is dat van Thuishulp Zwolle B.V. Uit de voorhanden zijnde processtukken blijkt dat de correspondentie ten aanzien van [werkneemster 24] steeds was gericht aan TSN Thuiszorg B.V.
77.7.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat verweerder aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan en eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten besluiten 4 en 5 (december 2015 en november 2015, waarbij op de factuur van december 2015 een bedrag is gecrediteerd) gemoeid zijn.
77.8.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 25] (BSN: [BSN-nummer 25] ), besluiten 2 en 13
78. De EZD van [werkneemster 25] was op 13 maart 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 30 december 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 13 maart 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 41,90. Hierbij merkt de rechtbank op dat het standpunt van eiseres dat de ingangsdatum van de WGA-LGU na de datum van faillissement ligt, feitelijke grondslag mist. Per 13 maart 2019 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
78.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2 en 13 (april 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
78.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 26] (BSN: [BSN-nummer 26] ), besluiten 2, 6, 7 en 13
79. De EZD van [werkneemster 26] was op 14 januari 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 4 november 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 12 januari 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 34,66.
79.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 6, 7 en 13 (april 2016, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
79.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 27] (BSN: [BSN-nummer 27] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
80. De EZD van [werkneemster 27] was op 2 juli 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 23 april 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 30 juni 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 37,60. Per 20 juni 2017 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
80.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
80.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 28] (BSN: [BSN-nummer 28] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
81. De EZD van [werkneemster 28] was op 19 juli 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 17 juli 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 41,85.
81.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dat het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 13 mei 2013, te weten [LH-nummer 3] , niet overeenkomt met het LH-nummer van TSN Thuiszorg B.V. per 5 oktober 2012, doet hieraan niet af. Het genoemde LH-nummer is dat van Thuishulp Stadskanaal, een rechtsvoorganger van TSN Thuiszorg B.V. Uit de voorhanden zijnde processtukken blijkt ook dat de correspondentie ten aanzien van [werkneemster 28] steeds was gericht aan TSN Thuiszorg B.V.
81.2.
Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
81.3.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 29] (BSN: [BSN-nummer 29] ), besluiten 2, 4, 6, 7 en 13
82. De EZD van [werkneemster 29] was op 4 december 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 25 september 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 2 december 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 23,11. De uitkering is per 2 december 2018 beëindigd.
82.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
82.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 30] (BSN: [BSN-nummer 30] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
83. De EZD van [werkneemster 30] was op 28 januari 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 18 november 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 26 januari 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 32,34.
83.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
83.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 31] (BSN: [BSN-nummer 31] ), besluiten 2 en 13
84. De EZD van [werkneemster 31] was op 10 maart 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 29 december 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 7 maart 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 40,21.
84.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2 en 13 (april 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
84.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 32] (BSN: [BSN-nummer 32] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
85. De EZD van [werkneemster 32] was op 28 juli 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 21 mei 2013, met uitzondering van het subnummer dat op die melding [subnummer] is. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 26 juli 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 73,31.
85.1.
[werkneemster 32] was ook in dienst van St. Trivium. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een opvolgend werkgever van TSN Thuiszorg B.V. Dat het subnummer op de 42e weeksmelding verschilt van dat op de polisadministratie, maakt dit niet anders. Dit subnummer zegt iets over de administratieve eenheden waar personeel van de B.V. werkt. Dit betekent echter niet dat TSN Thuiszorg B.V. ten tijde hier van belang niet de werkgever van [werkneemster 32] was.
85.2.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016), berekend naar een pro rata percentage van 9,68%, gemoeid zijn.
85.3.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 33] (BSN: [BSN-nummer 33] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
86. De EZD van [werkneemster 33] was op 22 november 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 12 september 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 25 november 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 36,80% en een dagloon van € 169,32 (na indexering). Per 1 september 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
86.1.
In de stukken treft de rechtbank aan dat vanaf 20 april 2015 een ander LH-nummer is opgenomen, namelijk [LH-nummer 7] . Dat nummer hoort bij TSN Verzorging en Verpleging B.V. Vanaf 20 april 2015 is klaarblijkelijk ook geen loon meer betaald door TSN Thuiszorg B.V. Verweerder dient nader te motiveren waarom, gelet hierop, volgens hem verhaal op TSN Thuiszorg B.V. mogelijk is over de maanden in geding (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016).
86.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre níet in stand.
- [werkneemster 34] (BSN: [BSN-nummer 34] ), besluiten 2, 7 en 13
87. De EZD van [werkneemster 34] was op 2 januari 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 23 oktober 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 31 december 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 52,29. Per 30 oktober 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
87.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 7 en 13 (april 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
87.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 35] (BSN: [BSN-nummer 35] ), besluiten 4, 5, 6 en 7
88. De EZD van [werkneemster 35] was op 9 oktober 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 31 juli 2013. Na een aanvankelijke weigering om een WIA-uitkering toe te kennen is na een zogenoemde Amberclaim aan haar per 18 november 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een maandloon van € 48,45.
88.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 4, 5, 6 en 7 (december 2015, november 2015, januari 2016 en februari 2016) gemoeid zijn.
88.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 36] (BSN: [BSN-nummer 36] ), besluit 13
89. De EZD van [werkneemster 36] was op 24 oktober 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 15 augustus 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 22 oktober 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 19,26.
89.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden het bedrag te voldoen dat met het verhaalsbesluit 13 (mei 2016) gemoeid is.
89.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 37] (BSN: [BSN-nummer 37] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
90. De EZD van [werkneemster 37] was op 26 februari 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 18 december 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 26 februari 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 34,74.
90.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
90.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 38] (BSN: [BSN-nummer 38] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
91. De EZD van [werkneemster 38] was op 9 september 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding in juli 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar (wegens een te late aanvraag pas) per 2 oktober 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 17,55.
91.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
91.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 39] (BSN: [BSN-nummer 39] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
92. De EZD van [werkneemster 39] was op 22 april 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding in februari 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 8 mei 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 70,09.
92.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
92.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 40] (BSN: [BSN-nummer 40] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
93. De EZD van [werkneemster 40] was op 31 mei 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 21 maart 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 30 mei 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 17,11. Per 23 januari 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
93.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
93.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 41] (BSN: [BSN-nummer 41] ), besluiten 2, 4, 5, 6 en 7
94. De EZD van [werkneemster 41] was op 22 oktober 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 12 augustus 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 20 oktober 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 54,24. Per 16 maart 2016 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
94.1.
[werkneemster 41] was ook in dienst bij Mitra C.V. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een opvolgend werkgever van TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6 en 7 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016 en februari 2016) naar een pro rata percentage van 39,94% gemoeid zijn (waarbij de factuur over april 2016 een correctie behelst voor het verhaal over de periode 16 maart 2016 tot en met 31 maart 2016).
94.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 42] (BSN: [BSN-nummer 42] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
95. De EZD van [werkneemster 42] was op 28 januari 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 18 november 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 26 januari 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 46,54. Per 10 juni 2016 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
95.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
95.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 43] (BSN: [BSN-nummer 43] ), besluiten 2, 4, 6, 7 en 13
96. De EZD van [werkneemster 43] was op 11 december 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 8 september 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 9 december 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 37,22% en een dagloon van € 66,56.
96.1.
[werkneemster 43] was ook in dienst van Sportfondsen Kampen B.V. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een opvolgend werkgever van TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) met toepassing van een pro rata percentage gemoeid zijn.
96.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 44] (BSN: [BSN-nummer 44] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
97. De EZD van [werkneemster 44] was op 7 mei 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 5 mei 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 39,72. Per 5 april 2017 is haar WIA-uitkering beëindigd omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage na herkeuring per 10 augustus 2016 is bepaald op 0%.
97.1.
[werkneemster 44] was ook nog in dienst bij een andere werkgever. Verweerder heeft daarom pro rata verhaald. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een opvolgend werkgever van TSN Thuiszorg B.V. Uit de voorhanden zijnde stukken blijkt verder dat er in 2017 nog twee andere dienstverbanden waren, maar die zijn voor de datum in geding niet relevant. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) naar een pro rata percentage van 67,75% gemoeid zijn.
97.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 45] (BSN: [BSN-nummer 45] ), besluiten 2, 4, 5 en 6
98. De EZD van [werkneemster 45] was op 7 februari 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 10 februari 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 31,93. Per 10 januari 2016 is haar WIA-uitkering beëindigd omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage na herkeuring per 16 april 2015 is bepaald op 0%.
98.1.
[werkneemster 45] was ook in dienst van [bedrijfsnaam 1] . Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een opvolgend werkgever van TSN Thuiszorg B.V. Dat het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 20 november 2012, te weten [LH-nummer 4] , niet overeenkomt met het LH-nummer van TSN Thuiszorg B.V. per 5 oktober 2012, maakt dit niet anders. Het genoemde LH-nummer is dat van Thuishulp Lelystad, een rechtsvoorganger van TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5 en 6 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016) naar een pro rata percentage van 37,72% gemoeid zijn.
98.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 46] (BSN: [BSN-nummer 46] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
99. De EZD van [werkneemster 46] was op 15 juli 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 6 mei 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 13 juli 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 50,45. Per 5 juni 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
99.1.
Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
99.2.
De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 47] (BSN: [BSN-nummer 47] ), besluiten 2, 6, 7 en 13
100. De EZD van [werkneemster 47] was op 6 dan wel 13 januari 2014. Welke datum ook de correcte datum moge zijn, zij was op beide data in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 27 oktober 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 11 januari 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 49,71.
100.1. [werkneemster 47] is per 1 december 2017 in dienst getreden van werkgever [werkgever] . Dat valt buiten de hier te beoordelen periode waarop de facturen zien. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een opvolgende werkgever van TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 6, 7 en 13 (april 2016, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
100.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 48] (BSN: [BSN-nummer 48] ), besluiten 4, 5 en 6
101. De EZD van [werkneemster 48] was op 6 november 2014. Het betrof een zogenoemde Amberziekmelding na een eerdere ziekteperiode die liep van 14 maart 2011 tot 11 maart 2013. Mevrouw was op de EZD in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 27 augustus 2015. Met ingang van 6 november 2014 is aan mevrouw een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 63,75.
101.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 4, 5 en 6 (december 2015, november 2015 en januari 2016) gemoeid zijn.
101.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 49] (BSN: [BSN-nummer 49] ), besluiten 2, 7 en 13
102. De EZD van [werkneemster 49] was op 14 februari 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 5 december 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 12 februari 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 39,30.
102.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 7 en 13 (april 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
102.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 50] (BSN: [BSN-nummer 50] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
103. De EZD van [werkneemster 50] was op 24 september 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 15 juli 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 22 september 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 36,97.
103.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
103.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
-
[werkneemster 51](BSN: [BSN-nummer 51] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
104. De EZD van [werkneemster 51] was op 4 december 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 24 september 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 2 december 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 31,15. De WIA-uitkering is per 2 april 2017 beëindigd.
104.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
104.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 52] (BSN: [BSN-nummer 52] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
105. De EZD van [werkneemster 52] was op 5 juli 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 25 april 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 3 juli 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35-45% en een dagloon van € 69,71. Per 3 oktober 2016 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
105.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
105.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 53] (BSN: [BSN-nummer 53] ), besluiten 4, 5 en 7
106. Niet (meer) in geding.
- [werkneemster 54] (BSN: [BSN-nummer 54] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
107. De EZD van [werkneemster 54] was op 8 oktober 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 29 juli 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 15 oktober 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 42,19.
107.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
107.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 55] (BSN: [BSN-nummer 55] ), besluiten 1 en 12
108. De EZD van [werkneemster 55] was op 25 november 2010. Zij was toen in dienst van TSN Zuid-Holland B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 8] die op 2 januari 2012 voor 100% is overgegaan naar TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 22 november 2012 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 12,59. Per 19 juli 2016 is de WIA-uitkering beëindigd.
108.1. [werkneemster 55] is per 8 augustus 2016 in dienst getreden van werkgever Roompot. Dat valt buiten de hier te beoordelen periode waarop de facturen zien. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een opvolgende werkgever van TSN Thuiszorg B.V. Dat het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 8 september 2011, te weten [LH-nummer 8] , niet overeenkomt met het LH-nummer van TSN Thuiszorg B.V. vóór 5 oktober 2012, maakt dit niet anders. Uit de voorhanden zijnde processtukken, zoals het toerekeningsbesluit van 14 december 2012, blijkt toereikend dat de werkgever ten tijde in geding TSN Thuiszorg B.V. was. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 1 en 12 (april 2015 en mei 2016) gemoeid zijn.
108.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 56] (BSN: [BSN-nummer 56] ), besluiten 2, 4, 6, 7 en 13
109. De EZD van [werkneemster 56] was op 28 november 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 18 september 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 14 december 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 48,05% en een dagloon van € 71,09.
109.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
109.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 57] (BSN: [BSN-nummer 57] ), besluiten 2 en 13
110. De EZD van [werkneemster 57] was op 4 maart 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 23 december 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar (wegens een te late aanvraag pas) per 12 april 2016 een WGA-LGU toegekend met (na heroverweging in bezwaar) een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 71,98.
110.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2 en 13 gemoeid zijn. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat niet op haar verhaald kan worden omdat mevrouw op de datum van het faillissement nog geen WGA-LGU had. De rechtbank acht voor het verhaal de EZD relevant.
110.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 58] (BSN: [BSN-nummer 58] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
111. De EZD van [werkneemster 58] was op 25 juni 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 16 april 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 23 juni 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 18,77.
111.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
111.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 59] (BSN: [BSN-nummer 59] ), besluiten 2, 4, 6, 7 en 13
112. De EZD van [werkneemster 59] was op 2 januari 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 23 oktober 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 31 december 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 39,18. Per 7 november 2016 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
112.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
112.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 60] (BSN: [BSN-nummer 60] ), besluiten 4 en 5
113. Niet (meer) in geding.
- [werkneemster 61] (BSN: [BSN-nummer 61] ), besluiten 2, 4, 5, 6 en 7
114. De EZD van [werkneemster 61] was op 29 mei 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van juli 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 27 mei 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. De WIA-uitkering is per 21 november 2016 beëindigd.
114.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6 en 7 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016 en februari 2016) gemoeid zijn.
114.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 62] (BSN: [BSN-nummer 62] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
115. De EZD van [werkneemster 62] was op 7 maart 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 20 november 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar (na een aanvankelijke weigering, na heroverweging in bezwaar) per 5 maart 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100%. Per 5 december 2017 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
115.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
115.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 63] (BSN: [BSN-nummer 63] ), besluit 4
116. De EZD van [werkneemster 63] was op 15 april 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 3 februari 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 13 april 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 25,46. Per 4 augustus 2015 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
116.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Verhaalsbesluit 4 ziet op een correctie over de periode 13 juni 2015 tot en met 30 juni 2015, in die zin dat er nog een bedrag verhaald is. Nu die periode valt binnen de WGA-periode, kan eiseres gehouden worden het bedrag te voldoen dat met het verhaalsbesluit 4 gemoeid is.
116.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 64] (BSN: [BSN-nummer 64] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
117. De EZD van [werkneemster 64] was op 22 mei 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 12 maart 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar (wegens een te late aanvraag pas) per 22 augustus 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 23,45. Per 14 maart 2016 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
117.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn. Het verhaal in de factuur van april 2016 is gecorrigeerd in de factuur van mei 2016. Ook is gecorrigeerd in die factuur het tijdvak 14 maart 2016 tot en met 31 maart 2016.
117.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 65] (BSN: [BSN-nummer 65] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
118. De EZD van [werkneemster 65] was op 8 juli 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 28 april 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 19 juli 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 85,88% en een dagloon van € 47,42.
118.1. [werkneemster 65] heeft van 24 mei 2016 tot 1 december 2016 gewerkt bij Thuiszorginholland B.V. met LH-nummer [LH-nummer 9] . Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een opvolgend werkgever van TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
118.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 66] (BSN: [BSN-nummer 66] ), besluiten 4 en 5
119. Niet (meer) in geding.
- [werkneemster 67] (BSN: [BSN-nummer 67] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
120. Welke dag als EZD van [werkneemster 67] heeft te gelden, is niet duidelijk: 30 mei 2013, 11 juni 2013 of 15 juli 2013. Wat hier ook van zij, op al deze dagen was zij in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 12 februari 2015. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar (na een aanvankelijke afwijzing, na heroverweging in bezwaar) per 19 juni 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 29,93.
120.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
120.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 68] (BSN: [BSN-nummer 68] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
121. De EZD van [werkneemster 68] was op 4 januari 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 25 oktober 2013. Anders dan eiseres betoogt, is dat nummer wel op de 42e weeksmelding vermeld, zij het onder een foutief kopje, te weten “aansluitingsnummer”. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 2 januari 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 39,65. De WIA-uitkering is beëindigd per 26 oktober 2016.
121.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
121.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 69] (BSN: [BSN-nummer 69] ), besluiten 4, 5, 6 en 7
122. De EZD van [werkneemster 69] was op 18 november 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 8 september 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 16 november 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 55,26. Per 26 oktober 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
122.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 4, 5, 6, 7 (december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016) gemoeid zijn.
122.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 70] (BSN: [BSN-nummer 70] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
123. De EZD van [werkneemster 70] was op 27 september 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 18 juli 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 25 september 2014 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 36,66. Per 8 september 2017 heeft mevrouw de voor haar geldende AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
123.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
123.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 71] (BSN: [BSN-nummer 71] ), besluiten 2 en 13
124. De EZD van [werkneemster 71] was op 16 april 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 4 februari 2015. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 13 april 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 59,34.
124.1. [werkneemster 71] was ook in dienst bij St.Treant Care. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een opvolgend werkgever van TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres in beginsel gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2 en 13 (april 2016, mei 2016) gemoeid zijn. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat niet op haar verhaald kan worden omdat mevrouw op de datum van het faillissement nog geen WGA-LGU had. De rechtbank acht voor het verhaal de EZD relevant.
124.2. De rechtbank ziet echter in dit geval geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, omdat er uit de voorhanden zijnde stukken niet te achterhalen is waarom geen aanleiding bestaat voor pro rata verhaal. Verweerder dient derhalve op dit punt opnieuw te beslissen.
- [werkneemster 72] (BSN: [BSN-nummer 72] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
125. De EZD van [werkneemster 72] was op 9 september 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 1 juli 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 7 september 2015 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 38,35.
125.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
125.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 73] (BSN: [BSN-nummer 73] ), besluiten 2, 7 en 13
126. De EZD van [werkneemster 73] was op 3 maart 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 22 december 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 29 februari 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 30,24.
126.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Wel kan uit de stukken opgemaakt worden dat de WIA-uitkering op voorschotbasis wordt uitbetaald wegens dienstverbanden in het buitenland. Dat staat aan verhaal in deze procedure niet in de weg. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 7 en 13 (april 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn.
126.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 74] (BSN: [BSN-nummer 74] ), besluiten 2 en 13
127. De EZD van [werkneemster 74] was op 6 maart 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 29 december 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 23 maart 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 44,28.
127.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2 en 13 (april 2016, mei 2016) gemoeid zijn. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat niet op haar verhaald kan worden omdat mevrouw op de datum van het faillissement nog geen WGA-LGU had. De rechtbank acht voor het verhaal bepalend de EZD.
127.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 75] (BSN: [BSN-nummer 75] ), besluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13
128. De EZD van [werkneemster 75] was op 5 oktober 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 24 juni 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 3 augustus 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 95,57.
128.1. [werkneemster 75] was ook in dienst van Asito. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een opvolgend werkgever van TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2, 4, 5, 6, 7 en 13 (april 2016, december 2015, november 2015, januari 2016, februari 2016 en mei 2016) gemoeid zijn. Daarbij ziet de rechtbank geen aanleiding om, zoals door eiseres gesteld, uit te gaan van een pro rata percentage van 100% voor de andere werkgever van mevrouw ten tijde hier van belang. Het verhaal op eiseres heeft terecht en op goede gronden plaatsgevonden naar het door verweerder gehanteerde percentage van 40,41%.
128.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 76] (BSN: [BSN-nummer 76] ), besluiten 2 en 13
129. De EZD van [werkneemster 76] was op 10 maart 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 29 december 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is aan haar per 16 maart 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 70,38 (na indexering). Per 9 april 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
129.1. [werkneemster 76] was ook in dienst bij [naam werkgever] . Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 016 gebleken van een opvolgend werkgever van TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 2 en 13 (april 2016 en mei 2016) gemoeid zijn. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat niet op haar verhaald kan worden omdat mevrouw op de datum van het faillissement nog geen WGA-LGU had. De rechtbank acht voor het verhaal bepalend de EZD.
129.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- Deel B, beoordeling op individueel niveau in ROE 19/313
- [ werkneemster 2] (BSN: [BSN-nummer 2] ), besluiten 21 tot en met 39
130. [ werkneemster 2] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds een WGA-uitkering. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
130.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 3] (BSN: [BSN-nummer 3] ), besluiten 21 tot en met 32
131. [werkneemster 3] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds een WGA-uitkering. Deze is per 23 november 2017 gewijzigd naar een IVA-uitkering, waarmee het verhaalsrecht op eiseres is geëindigd. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres over de periode tot aan de toekenning van de IVA-uitkering niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 32 (april 2017 tot en met maart 2018) gemoeid zijn. Hierbij maakt de rechtbank wel nog de kanttekening dat over de genoemde periode geen maandfacturen “specificatie ERD WGA” in het dossier zitten, op basis waarvan zij had kunnen controleren welke bedragen al dan niet zijn verhaald of verrekend. Met de mededeling in het nadere verweerschrift van 19 november 2020 dat vanaf 23 november 2017 niet meer wordt verhaald, gaat de rechtbank er echter van uit dat wat eventueel na 23 november 2017 is verhaald, weer is terugbetaald. Voor zover dat niet het geval mocht zijn, dient verweerder daarvoor alsnog zorg te dragen.
131.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand (verhaal mogelijk tot 23 november 2017).
- [werkneemster 4] (BSN: [BSN-nummer 4] ), besluiten 21 tot en met 34
132. [werkneemster 4] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds een WGA-uitkering. Deze is per 8 mei 2018 gewijzigd naar een IVA-uitkering, waarmee het verhaalsrecht op eiseres is geëindigd. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres over de periode tot aan de toekenning van de IVA-uitkering niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 34 (april 2017 tot en met mei 2018) gemoeid zijn.
132.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand (verhaal mogelijk tot 8 mei 2018).
- [werkneemster 8] (BSN: [BSN-nummer 8] ), besluiten 21 tot en met 39
133. [werkneemster 8] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds een WGA-uitkering. Deze is per 26 oktober 2018 gewijzigd naar een IVA-uitkering, waarmee het verhaalsrecht op eiseres is geëindigd. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres over de periode tot aan de toekenning van de IVA-uitkering niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
133.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand (verhaal mogelijk tot 26 oktober 2018).
- [werkneemster 11] (BSN: [BSN-nummer 11] ), besluiten 21 tot en met 36
134. [werkneemster 11] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds een WGA-uitkering. Deze is per 14 juni 2018 gewijzigd naar een IVA-uitkering, waarmee het verhaalsrecht op eiseres is geëindigd. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres over de periode tot aan de toekenning van de IVA-uitkering niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 34 (april 2017 tot en met mei 2018) gemoeid zijn. In het besluit op bezwaar was het bezwaar tegen de besluiten 35 en 36 (juni 2018 en juli 2018) al gegrond verklaard.
134.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 13] (BSN: [BSN-nummer 13] ), besluiten 21 tot en met 39
135. [werkneemster 13] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij tot 11 december 2018 nog steeds een WGA-uitkering. Per genoemde datum is de uitkering gewijzigd naar een IVA-uitkering, waardoor het verhaalsrecht van verweerder is geëindigd. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres tot 11 december 2018 niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
135.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 77] (BSN: [BSN-nummer 77] ), besluiten 21 tot en met 39
136. De EZD van [werkneemster 77] was op 27 januari 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dat nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 17 november 2014. Na een aanvankelijke afwijzing is aan mevrouw na heroverweging in bezwaar op 17 mei 2016 met terugwerkende kracht per 26 januari 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 22,64.
136.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. De rechtbank is daarmee van oordeel dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
136.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 14] (BSN: [BSN-nummer 14] ), besluiten 21 tot en met 23
137. [werkneemster 14] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij tot 1 juli 2017 nog een WGA-uitkering. Per genoemde datum is de uitkering geëindigd en eindigt het verhaalsrecht van verweerder. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres tot 1 juli 2017 niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 23 (april 2017, mei 2017, juni 2017) gemoeid zijn.
137.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 78] (BSN: [BSN-nummer 78] ), besluiten 21 tot en met 39
138. De EZD van [werkneemster 78] was op 28 oktober 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dat nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 18 augustus 2014. Aan mevrouw is bij besluit van 28 juni 2016 na een loonsanctieperiode met terugwerkende kracht per 28 april 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 37,46.
139. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. De rechtbank is daarmee van oordeel dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
140. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 79] (BSN: [BSN-nummer 79] ), besluiten 31 tot en met 39
141. De EZD van [werkneemster 79] was op 31 maart 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dat nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 19 januari 2015. Aan mevrouw is bij besluit van 6 april 2016 per 7 april 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 39,97.
141.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. De rechtbank is daarmee van oordeel dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 31 tot en met 39 (maart 2018 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn. Dat in eerste instantie een foutieve werkgever is aangeschreven als vermeende eigen risicodrager, doet aan het voorgaande niet af.
141.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 16] (BSN: [BSN-nummer 16] ), besluiten 21 tot en met 39
142. [werkneemster 16] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds een WGA-uitkering. Deze is per 19 augustus 2018 gewijzigd naar een IVA-uitkering, waarmee het verhaalsrecht op eiseres is geëindigd. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres over de periode tot aan de toekenning van de IVA-uitkering niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 36 (april 2017 tot en met juli 2018) gemoeid zijn. In het besluit op bezwaar was het bezwaar tegen de besluiten 37 tot en met 39 (augustus 2018 tot en met oktober 2018) al gegrond verklaard.
142.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 19] (BSN: [BSN-nummer 19] ), besluiten 21 tot en met 29
143. [werkneemster 19] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Aan haar is per 21 augustus 2014 een WGA-LGU toegekend. Aan haar is bij besluit (op bezwaar) van 20 november 2017 met terugwerkende kracht per 21 juni 2016 een IVA-uitkering toegekend. Verhaal over de periode waarop de besluiten 21 tot en met 29 (april 2017 tot en met december 2017) zien, kan derhalve niet (meer) aan de orde zijn. Dat heeft verweerder in het bestreden besluit ook erkend. Hij heeft het bezwaar tegen die besluiten gegrond verklaard.
- [werkneemster 23] (BSN: [BSN-nummer 23] ), besluiten 21 tot en met 38
144. [werkneemster 23] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Aan haar is per 13 mei 2015 een WGA-LGU toegekend. Vervolgens is bij (primair) besluit van 24 september 2018 met terugwerkende kracht per 19 april 2018 een IVA-uitkering toegekend. Verhaal over de periode waarop de besluiten 33 tot en met 38 (april 2018 tot en met september 2018) zien, kan derhalve niet (meer) aan de orde zijn. Dat heeft verweerder in het bestreden besluit ook erkend. Hij heeft het bezwaar tegen die besluiten gegrond verklaard.
144.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal over de maanden 21 tot en met 32 (april 2017 tot en met maart 2018) niet meer aan de orde is.
144.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 80] (BSN: [BSN-nummer 80] ), besluiten 24 en 25
145. Niet (meer) in geding.
- [werkneemster 25] (BSN: [BSN-nummer 25] ), besluiten 21 tot en met 39
146. [werkneemster 25] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij van 13 maart 2016 tot 13 maart 2019 onafgebroken een WGA-uitkering. Per 13 maart 2019 is deze gewijzigd naar een IVA-uitkering, waardoor het verhaalsrecht op eiseres is geëindigd. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres tot 13 maart 2019 niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
146.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand
- [werkneemster 81] (BSN: [BSN-nummer 81] ), besluiten 21 tot en met 39
147. De EZD van [werkneemster 81] was op 29 januari 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 19 november 2013. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA en een loonsanctie is per 2 februari 2016 aan mevrouw een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 12,44.
147.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
147.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 26] (BSN: [BSN-nummer 26] ), besluiten 21 tot en met 39
148. [werkneemster 26] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij van 12 januari 2016 tot 4 maart 2019 onafgebroken een WGA-uitkering. Per 4 maart 2019 is deze gewijzigd naar een IVA-uitkering, waardoor het verhaalsrecht op eiseres is geëindigd. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres tot 4 maart 2019 niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
148.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand
- [werkneemster 82] (BSN: [BSN-nummer 82] ), besluiten 26 tot en met 39
149. De EZD van [werkneemster 82] was op 14 oktober 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 4 augustus 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA en een loonsanctie is per 28 april 2016 aan mevrouw een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 11,85.
149.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 26 tot en met 39 (september 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
149.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 27] (BSN: [BSN-nummer 27] ), besluiten 21 tot en met 23
150. [werkneemster 27] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij van 30 juni 2014 tot 20 juni 2017 onafgebroken een WGA-uitkering. Per 20 juni 2017 is deze gewijzigd naar een IVA-uitkering, waardoor het verhaalsrecht van verweerder is geëindigd. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres tot 20 juni 2017 niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 23 (april 2017 tot en met juni 2017) gemoeid zijn.
150.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 29] (BSN: [BSN-nummer 29] ), besluiten 21 tot en met 39
151. [werkneemster 29] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij van 2 december 2015 tot 2 december 2018 onafgebroken een WGA-uitkering. Blijkens de door verweerder overgelegde uitdraai uit Suwinet is deze uitkering per 2 december 2018 beëindigd. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
151.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 30] (BSN: [BSN-nummer 30] ), besluiten 21 tot en met 39
152. [werkneemster 30] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds een WGA-uitkering. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
152.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 31] (BSN: [BSN-nummer 31] ), besluiten 21 tot en met 39
153. [werkneemster 31] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds een WGA-uitkering. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
153.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 83] (BSN: [BSN-nummer 83] ), besluiten 32 tot en met 39
154. De EZD van [werkneemster 83] was op 3 september 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde er de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 25 juni 2013. Aanvankelijk is na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA geweigerd per 1 september 2014 een WGA-LGU toe te kennen, waarna mevrouw in dienst is gebleven bij TSN Thuiszorg B.V. Na het faillissement is aan deze mevrouw een werkloosheidsuitkering toegekend ingevolge de WW. Na een zogenoemde Amberclaim is deze uitkering alsnog bij besluit van 22 februari 2018 met terugwerkende kracht toegekend per 16 februari 2017. De uitkering is berekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 11,85.
154.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Voorts volgt de rechtbank het standpunt van verweerder - als weergegeven in haar brief van 3 juli 2020, die is gestuurd naar aanleiding van de brief van de rechtbank van 26 mei 2020 - dat bij de Amberclaim uitgegaan moet worden van de oorspronkelijke EZD 3 september 2012 en het risico daardoor bij eiseres is gebleven. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 32 tot en met 39 (maart 2018 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
154.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 84] (BSN: [BSN-nummer 84] ), besluiten 21 tot en met 39
155. De EZD van [werkneemster 84] was op 10 april 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 29 januari 2015. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is per 4 april 2016 aan mevrouw een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 20,06. De loonsanctie waarvan in de stukken wordt gesproken, is klaarblijkelijk niet ten uitvoer gebracht dan wel teruggedraaid. Uit de uitdraai uit Suwinet maakt de rechtbank op dat per 1 mei 2019 een IVA-uitkering is toegekend. Deze datum valt echter buiten de in geding zijnde periode.
155.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat niet op haar verhaald kan worden omdat mevrouw op de datum van het faillissement nog geen WGA-LGU had. De rechtbank acht voor het verhaal bepalend de EZD.
155.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 85] (BSN: [BSN-nummer 85] ), besluiten 26 tot en met 39
156. De EZD van [werkneemster 85] was op 22 januari 2014. [werkneemster 85] was sinds januari 2012 in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Daarnaast was zij sinds 8 december 2010 in dienst als verkoopmedewerkster bij [handelsnaam] . Op 10 april 2012 heeft [werkneemster 85] zich ziekgemeld bij werkgever [handelsnaam] en is daar ziek uit dienst gegaan op 10 juni 2012. De EZD bij TSN Thuiszorg B.V. was op 22 januari 2014.
156.1. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA is per 8 april 2014 aan mevrouw een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 74,05.
156.2. [werkneemster 85] had van 11 juni 2012 tot 7 april 2014 een uitkering ingevolge de ZW. Desgevraagd heeft verweerder bij brief van 3 juli 2020 met overlegging van stukken verduidelijkt dat deze ZW-uitkering gekoppeld was aan de dienstbetrekking die mevrouw had bij [handelsnaam] . De ZW-uitkering is derhalve niet gekoppeld aan de dienstbetrekking van [werkneemster 85] bij TSN Thuiszorg B.V.
156.3. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een opvolgend werkgever van TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 26 tot en met 39 (september 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
156.4. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 32] (BSN: [BSN-nummer 32] ), besluiten 21 tot en met 39
157. [werkneemster 32] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 26 juli 2014 toegekende WGA-uitkering. De rechtbank is niet gebleken dat (pro rata) verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
157.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 33] (BSN: [BSN-nummer 33] ), besluiten 21 tot en met 39
158. De rechtbank verwijst naar haar overwegingen in de zaak ROE 18/3118. Niet duidelijk is waarom er met betrekking tot de uitkering van deze werkneemster nog een verhaalsrecht is.
158.1. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre níet in stand.
- [werkneemster 34] (BSN: [BSN-nummer 34] ), besluiten 21 tot en met 39
159. [werkneemster 34] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 31 december 2015 toegekende WGA-uitkering. Uit de door verweerder overgelegde uitdraai uit Suwinet is de rechtbank gebleken dat aan mevrouw per 30 oktober 2018 een IVA-uitkering is toegekend. Daardoor is het verhaalsrecht van verweerder per die datum geëindigd.
159.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
159.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 36] (BSN: [BSN-nummer 36] ), besluiten 21 tot en met 39
160. [werkneemster 36] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 22 oktober 2015 toegekende WGA-uitkering.
160.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
160.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand
- [werkneemster 37] (BSN: [BSN-nummer 37] ), besluiten 21 tot en met 39
161. [werkneemster 37] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 26 februari 2015 toegekende WGA-uitkering. Deze is per 1, 24 of 26 juni 2018 - daarover heeft de rechtbank geen duidelijkheid gekregen - gewijzigd naar een IVA-uitkering, waardoor het verhaalsrecht van verweerder is geëindigd. Dat heeft verweerder ook erkend in het bestreden besluit. Verhaal over de periodes in de besluiten 37, 38 en 39 is niet meer aan de orde.
161.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode tot aan de betreffende datum in juni 2018 niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 36 (april 2017 tot en met juli 2018) gemoeid zijn.
161.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 86] (BSN: [BSN-nummer 86] ), besluiten 21 tot en met 36 (lees: 39)
162. De EZD van [werkneemster 86] was op 9 januari 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 30 oktober 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA en een loonsanctie is aan haar per 28 april 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 63,24.
162.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
162.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 87] (BSN: [BSN-nummer 87] ), besluiten 21 tot en met 39
163. De EZD van [werkneemster 87] was op 20 februari 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van op of omstreeks 12 december 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA en een loonsanctie is aan haar per 28 april 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 28,84.
163.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
163.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 38] (BSN: [BSN-nummer 38] ), besluiten 21 tot en met 39
164. [werkneemster 38] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 2 oktober 2015 toegekende WGA-uitkering.
164.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
164.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 39] (BSN: [BSN-nummer 39] ), besluiten 21 tot en met 39
165. [werkneemster 39] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 8 mei 2015 toegekende WGA-uitkering.
165.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
165.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 40] (BSN: [BSN-nummer 40] ), besluiten 21 tot en met 31
166. [werkneemster 40] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 30 mei 2014 toegekende WGA-uitkering. Volgens de informatie van verweerder in het bestreden besluit is aan deze mevrouw per 23 januari 2018 een IVA-uitkering toegekend en wordt vanaf die datum niet langer verhaald.
166.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode tot 23 januari 2018 niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 31 (april 2017 tot en met februari 2018) gemoeid zijn.
166.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand
- [werkneemster 43] (BSN: [BSN-nummer 43] ), besluiten 21 tot en met 39
167. [werkneemster 43] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 9 december 2015 toegekende WGA-uitkering.
167.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) berekend met toepassing van een pro rata percentage van 37,72%, gemoeid zijn.
167.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 46] (BSN: [BSN-nummer 46] ), besluiten 21 tot en met 35
168. [werkneemster 46] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 13 juli 2015 toegekende WGA-uitkering. Volgens de informatie van verweerder in het bestreden besluit is aan haar per 5 januari 2018 een IVA-uitkering toegekend en wordt vanaf die datum niet langer verhaald. Het bezwaar tegen het verhaalsbesluit 35 is daarom gegrond verklaard bij het bestreden besluit op bezwaar.
168.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode tot 5 januari 2018 niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 34 (april 2017 tot en met mei 2018) gemoeid zijn.
168.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 47] (BSN: [BSN-nummer 47] ), besluiten 21 tot en met 39
169. [werkneemster 47] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 11 januari 2016 toegekende WGA-uitkering.
169.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
169.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 1] (BSN: [BSN-nummer 1] ), besluiten 21 tot en met 34
170. [werkneemster 1] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 28 september 2015 toegekende WGA-uitkering. Per 23 mei 2018 heeft zij de voor haar relevante AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en is de WGA-uitkering geëindigd en dus ook het verhaalsrecht van verweerder.
170.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 34 (april 2017 tot en met mei 2018) gemoeid zijn.
170.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 49] (BSN: [BSN-nummer 49] ), besluiten 21 tot en met 39
171. [werkneemster 49] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 12 februari 2016 toegekende WGA-uitkering.
171.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
171.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 88] (BSN: [BSN-nummer 88] ), besluiten 21 tot en met 39
172. De EZD van [werkneemster 88] was op 11 november 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van op of omstreeks 2 september 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA en een loonsanctie is aan haar per 16 maart 2016 een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 83,78.
172.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
172.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 89] (BSB: [BSN-nummer 89] ), besluiten 26 tot en met 39
173. Niet meer in geding. Het bezwaar tegen de besluiten 26 tot en met 29 is bij het bestreden besluit op bezwaar gegrond verklaard.
- [werkneemster 50] (BSN: [BSN-nummer 50] ), besluiten 26 tot en met 39
174. [werkneemster 50] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 22 september 2014 toegekende WGA-uitkering, zij het dat sprake is geweest van een tussentijdse beëindiging per 22 april 2017 bij besluit van 30 oktober 2015 die weer is teruggedraaid bij besluit van 5 oktober 2017.
174.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 26 tot en met 39 (september 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
174.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 54] (BSN: [BSN-nummer 54] ), besluiten 21 tot en met 39
175. [werkneemster 54] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 15 oktober 2014 toegekende WGA-uitkering.
175.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
175.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 56] (BSN: [BSN-nummer 56] ), besluiten 21 tot en met 39
176. [werkneemster 56] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 14 december 2015 toegekende WGA-uitkering.
176.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
176.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 57] (BSN: [BSN-nummer 57] ), besluiten 21 tot en met 39
177. [werkneemster 57] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 12 april 2016 toegekende WGA-uitkering.
177.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
177.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 58] (BSN: [BSN-nummer 58] ), besluiten 21 tot en met 39
178. [werkneemster 58] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 23 juni 2014 toegekende WGA-uitkering.
178.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
178.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 59] (BSN: [BSN-nummer 59] ), besluit 21
179. Niet (meer) in geding. [werkneemster 59] heeft per 7 november 2016 een IVA-uitkering. Het bezwaar tegen besluit 21 is bij het bestreden besluit op bezwaar gegrond verklaard.
- [werkneemster 90] (BSN: [BSN-nummer 90] ), besluiten 21 tot en met 34
180. De EZD van [werkneemster 90] was op 21 februari 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 12 december 2013. Tevens had zij een dienstbetrekking bij [bedrijfsnaam 2] Ook deze werkgever is ERD.
180.1. Na een aanvankelijke afwijzing van een eerste WIA-aanvraag, gevolgd door een WW- en ZW-uitkeringsperiode, is na een zogenoemde Amberbeoordeling per 16 september 2015 alsnog een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 50,84 / € 51,50. De WIA-uitkering is per 13 juni 2018 beëindigd.
180.2. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een opvolgende werkgever van TSN Thuiszorg B.V. en [bedrijfsnaam 2]
180.3. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 34 (april 2017 tot en met mei 2018), berekend naar een pro rata percentage gemoeid zijn. Anders dan eiseres, acht de rechtbank bij deze Ambersituatie de oorspronkelijke EZD relevant voor de vraag of op eiseres (mede) verhaald kan worden.
180.4. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 91] (BSN: [BSN-nummer 91] ), besluiten 24 tot en met 30
181. Niet (meer) in geding. [werkneemster 91] heeft een IVA-uitkering sinds 12 september 2016. Verweerder had derhalve geen verhaalsrecht over de periode waarop de besluiten 24 tot en met 30 zien. Dat heeft hij ook erkend in het bestreden besluit op bezwaar door de bezwaren tegen deze besluiten ten aanzien van [werkneemster 91] gegrond te verklaren.
- [werkneemster 92] (BSN: [BSN-nummer 92] ), besluiten 21 tot en met 39
182. De EZD van [werkneemster 92] was op 8 mei 2014. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 26 februari 2015.
182.1. Na een aanvankelijke afwijzing van een eerste WIA-aanvraag, gevolgd door een WW- en ZW-uitkeringsperiode, is na een zogenoemde Amberbeoordeling per 12 oktober 2016 alsnog een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 53,17.
182.2. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V.
182.3. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018), gemoeid zijn. Anders dan eiseres, acht de rechtbank bij deze Ambersituatie de oorspronkelijke EZD relevant voor de vraag of op eiseres verhaald kan worden.
182.4. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 93] (BSN: [BSN-nummer 93] ), besluiten 21 tot en met 39
183. De EZD van [werkneemster 93] was op 18 september 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 10 juli 2014.
183.1. Na een aanvankelijke afwijzing van de WIA-aanvraag, gevolgd door een WW- en ZW-uitkeringsperiode, is na een zogenoemde Amberbeoordeling per 15 januari 2016 alsnog een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 22,64.
183.2. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018), gemoeid zijn. Anders dan eiseres, acht de rechtbank bij deze Ambersituatie de oorspronkelijke EZD relevant voor de vraag of op eiseres verhaald kan worden.
183.3. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 62] (BSN: [BSN-nummer 62] ), besluiten 21 tot en met 32
184. [werkneemster 62] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Aan haar is per 5 mei 2015 een WGA-uitkering toegekend. Deze is per 5 december 2017 gewijzigd naar een IVA-uitkering. Over de periode waarop de besluiten 29 tot en met 32 zien, is daarom ten onrechte verhaald. Dat heeft verweerder ook erkend in het bestreden besluit op bezwaar door het bezwaar in zoverre gegrond te verklaren.
184.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de periode tot aan 5 december 2017 niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 28 (april 2017 tot en met november 2017) gemoeid zijn.
184.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 65] (BSN: [BSN-nummer 65] ), besluiten 21 tot en met 39
185. [werkneemster 65] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 19 juli 2015 toegekende WGA-uitkering.
185.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
185.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 67] (BSN: [BSN-nummer 67] ), besluiten 21 tot en met 39
186. [werkneemster 67] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 19 juni 2015 toegekende WGA-uitkering.
186.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
186.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 69] (BSN: [BSN-nummer 69] ), besluiten 21 tot en met 39
187. [werkneemster 69] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 19 juni 2015 toegekende WGA-uitkering. Per 26 oktober 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend.
187.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres tot 26 oktober 2018 niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
187.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 94] (BSN: [BSN-nummer 94] ), besluiten 21 tot en met 39
188. De EZD van [werkneemster 94] was op 5 juni 2012. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 1] . Per 5 oktober 2012 volgde de overname door TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 26 maart 2013.
188.1. Na een aanvankelijke afwijzing van de WIA-aanvraag, gevolgd door een WW- en ZW-uitkeringsperiode, is na een zogenoemde Amberbeoordeling per 30 september 2014 alsnog een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 18,99.
188.2. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018), gemoeid zijn. Anders dan eiseres, acht de rechtbank bij deze Ambersituatie de oorspronkelijke EZD relevant voor de vraag of op eiseres verhaald kan worden.
188.3. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 70] (BSN: [BSN-nummer 70] ), besluiten 21 tot en met 26
189. [werkneemster 70] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Per 25 september 2014 is aan haar een WGA-uitkering toegekend. Per 8 september 2017 heeft mevrouw de voor haar geldende AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, waarmee de WGA-uitkering en dus ook het verhaalsrecht van verweerder is geëindigd.
189.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres tot 8 september 2017 niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 26 (april 2017 tot en met september 2017) gemoeid zijn.
189.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 95] (BSN: [BSN-nummer 95] ), besluiten 21 tot en met 39
190. De EZD van [werkneemster 95] was op 15 november 2013. Zij was toen in dienst van TSN Thuiszorg B.V. met het LH-nummer [LH-nummer 2] . Dit nummer komt overeen met het LH-nummer op de 42e weeksmelding van 5 september 2014. Na het vollopen van de reguliere wachttijd voor de Wet WIA en een loonsanctieperiode is per 28 april 2016 aan mevrouw een WGA-LGU toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100% en een dagloon van € 68,32.
190.1. Uit de stukken is noch op 20 april 2015, noch op 1 maart 2016, noch na de datum van het faillissement op 16 maart 2016 gebleken van een andere werkgever dan TSN Thuiszorg B.V. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018), gemoeid zijn.
190.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 72] (BSN: [BSN-nummer 72] ), besluiten 21 tot en met 39
191. [werkneemster 72] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de aan haar per 7 september 2015 toegekende WGA-uitkering.
191.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
191.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 73] (BSN: [BSN-nummer 73] ), besluiten 21 tot en met 39
192. [werkneemster 73] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de aan haar per 29 februari 2016 toegekende WGA-uitkering.
192.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
192.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 74] (BSN: [BSN-nummer 74] ), besluiten 21 tot en met 39
193. [werkneemster 74] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de aan haar per 23 maart 2016 toegekende WGA-uitkering.
193.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
193.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 75] (BSN: [BSN-nummer 75] ), besluiten 21 tot en met 39
194. [werkneemster 75] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de aan haar per 3 augustus 2016 toegekende WGA-uitkering.
194.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 39 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
194.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 76] (BSN: [BSN-nummer 76] ), besluiten 21 tot en met 34
195. [werkneemster 76] komt ook voor in de zaak ROE 18/3118. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 16 maart 2016 toegekende WGA-uitkering. Per 9 april 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend, waardoor het verhaalsrecht op eiseres per die datum is geëindigd. Dat heeft verweerder ook erkend in het bestreden besluit op bezwaar. Het bezwaar tegen de verhaalsbesluiten 33 en 34 is gegrond verklaard.
195.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres tot 9 april 2018 niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 21 tot en met 32 (april 2017 tot en met maart 2018) gemoeid zijn.
195.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
- [werkneemster 22] (BSN: [BSN-nummer 22] ), besluiten 40 tot en met 58.
196. [werkneemster 22] komt ook voor in de zaak ROE 18/31183. Ten tijde hier van belang had zij nog steeds de per 21 november 2015 toegekende WGA-uitkering.
196.1. De rechtbank is niet gebleken dat verhaal op eiseres in de in geding zijnde periode niet meer aan de orde is. Dit betekent dat eiseres gehouden kan worden de bedragen te voldoen die met de verhaalsbesluiten 40 tot en met 58 (april 2017 tot en met oktober 2018) gemoeid zijn.
196.2. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar blijven in zoverre in stand.
De proceskosten in ROE 18/3118 en ROE 19/313
197. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar in beide zaken betaalde griffierecht (€ 338,- in de zaak ROE 18/3118 en € 345,- in de zaak ROE 19/313) vergoedt.
198. De rechtbank veroordeelt verweerder voorts in de door eiseres gemaakte proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast. Voor andere proceskosten dan de kosten voor de door de derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand ziet de rechtbank geen aanleiding.
- in bezwaar
199. Alvorens de rechtbank toekomt aan de proceskostenveroordeling in beroep, ziet zij aanleiding om het volgende te overwegen over de proceskostenveroordeling in bezwaar.
200. Verweerder heeft in het bestreden besluit van 14 november 2018 2 punten toegekend voor de proceskosten in bezwaar, voor het indienen van de bezwaarschriften en het bijwonen van de hoorzitting. Verweerder is daarbij uitgegaan van een forfaitair bedrag van € 501,- per punt en van een factor 1,5 vanwege samenhang van de bezwaren. Het gewicht van de zaak is, gelet op het bedrag van de proceskostenveroordeling (€ 1.503,-) bepaald op gemiddeld (wegingsfactor 1).
201. In het bestreden besluit van 18 december 2018 heeft verweerder 1 punt toegekend voor het indienen van het bezwaarschrift en is daarbij eveneens uitgegaan van een forfaitair bedrag van € 501,- per punt en van een factor 1,5 vanwege samenhang van de bezwaren. Het bedrag aan proceskostenvergoeding in bezwaar is daarmee € 751,50.
202. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke proceskostenveroordeling niet overeenstemt met de omvang van de bezwaren en het daarmee gepaard gaande uitzoekwerk. De bezwaren waren immers gericht tegen meer dan één primair besluit en zagen op een grote groep individuele werknemers. De rechtbank ziet daarom aanleiding om ook in zoverre de beroepen gegrond te verklaren en - zelf in de zaken voorziend - voor de proceskostenveroordeling in bezwaar, uit te gaan van een zeer zwaar gewicht van de zaken, hetgeen correspondeert met wegingsfactor 2.
203. Dat leidt tot het oordeel van de rechtbank dat in zaak ROE 18/3118 (2 x € 501,- x 2 x 1,5 =) € 3.006,- een passende proceskostenveroordeling in bezwaar had moeten zijn. Na aftrek van het reeds betaalde bedrag resteert nog een te vergoeden bedrag van € 1.503,-.
204. In zaak ROE 19/313 acht de rechtbank met inachtneming van het voorgaande (1 x € 501,- x 1,5 x 2 =) € 1.503,- een passende proceskostenvergoeding in bezwaar. Na aftrek van de reeds betaalde bedragen resteert nog een te vergoeden bedrag van € 751,50.
205. Al met al resteert nog een bedrag ter betaling aan proceskosten in bezwaar van € 2.254,50.
- in beroep
206. Voor de kosten van de beroepszaken kent de rechtbank per zaak 1 punt toe voor het indienen van het beroepschrift. Daarnaast kent zij 1 punt toe voor het verschijnen ter zitting op 11 mei 2020 en per zaak 0,5 punt voor het indienen van een nadere reactie na heropening van het onderzoek door de rechtbank. Het gewicht wordt ook in de beroepszaken bepaald op zeer zwaar. Strikt genomen is er in de beroepszaken geen sprake van samenhang van 4 of meer zaken zoals in bezwaar, maar de rechtbank ziet aanleiding om ook in beroep een factor 1,5 toe te passen. Het betreft hier nog steeds verhaal dat ziet op een grote groep individuele werknemers en op de eigen merites beoordeeld moest worden. De rechtbank maakt bij het hanteren van deze factor 1,5 gebruik van haar bevoegdheid als neergelegd in artikel 2, derde lid, van het Bpb.
207. In zaak ROE 18/3118 leidt het voorgaande tot een bedrag aan proceskostenveroordeling van (2,5 x € 748,- x 2 x 1,5 =) € 5.610,-.
208. In zaak ROE 19/313 bedraagt het bedrag aan proceskostenveroordeling (1,5 x € 748,- x 2 x 1,5 =) € 3.366,-.
209. Het totaalbedrag aan proceskostenveroordeling in beroep bedraagt daarmee € 8.976,‑. Voor een verdergaande proceskostenveroordeling, zoals eiseres lijkt voor te staan, ziet de rechtbank geen aanleiding.
Beslissing
ROE 18/3118
De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 14 november 2018 gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen ten aanzien van het verhaal dat ziet op de werkneemsters met de BSN-nummers [BSN-nummer 33] en [BSN-nummer 71] ;
  • bepaalt dat verweerder nog een (restant)bedrag van € 1.503,- verschuldigd is aan proceskosten in bezwaar;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit voor het overige in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in beroep tot een bedrag van € 5.610,-.
ROE 19/313
De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 18 december 2018 gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen ten aanzien van het verhaal dat ziet op de werkneemster met BSN-nummer [BSN-nummer 33] ;
  • bepaalt dat verweerder nog een (restant)bedrag van € 751,50 verschuldigd is aan proceskosten in bezwaar;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit voor het overige in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in beroep tot een bedrag van € 3.366,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M. Schelfhout, voorzitter, en mr. F.A.G.M. Vluggen en mr. J.M.E. Derks, leden, in aanwezigheid van mr. W.A.M. Bocken, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2021
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 15 september 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.