In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WW-uitkering aan appellant, die ontslagen was wegens plichtsverzuim. Appellant, werkzaam bij de gemeente Venlo, had zich schuldig gemaakt aan het gebruik van gemeente-eigendommen voor privédoeleinden, wat leidde tot een voorwaardelijk strafontslag. Het Uwv had besloten om de WW-uitkering niet uit te betalen, omdat appellant verwijtbaar werkloos was geworden. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag.
De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat er geen dringende reden was voor zijn werkloosheid en dat hij toestemming had voor het gebruik van de enveloppen en briefpapier. De Raad oordeelde echter dat het Uwv zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat het voorschot op de WW-uitkering op nihil moest worden gesteld, gezien de omstandigheden van het geval en het herhaaldelijke plichtsverzuim van appellant.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing benadrukte dat appellant, als gevolg van zijn gedrag, niet in aanmerking kwam voor de WW-uitkering en dat het Uwv terecht had gehandeld door het voorschot op nihil te stellen. De uitspraak onderstreept het belang van verantwoordelijk gedrag van ambtenaren en de gevolgen van plichtsverzuim voor hun recht op uitkeringen.