Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen de besluiten van 30 juni 2015 en 11 januari 2017 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de aanvraag van appellant voor een WW-uitkering. Appellant, die sinds 5 december 1994 in dienst was bij zijn werkgever, werd op 28 oktober 2013 op staande voet ontslagen na een incident op de werkvloer. Appellant had eerder een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend, maar het Uwv weigerde deze aanvraag met terugwerkende kracht. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv gegrond verklaard, maar het Uwv had in de tussentijd nieuwe besluiten genomen die de situatie verder compliceren.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het Uwv in redelijkheid kon besluiten de WW-aanvraag van appellant niet te behandelen, omdat appellant niet de benodigde informatie had verstrekt. Tevens heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv terecht het voorschot op de WW-uitkering op nihil heeft gesteld, gezien de omstandigheden van het ontslag en het feit dat appellant verwijtbaar werkloos was geworden. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het beroep van appellant ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.