ECLI:NL:CRVB:2019:2214
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep wegens te late indiening zonder verschoonbare termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door drs. R.J. Dobbelaar, tegen het college van burgemeester en wethouders van Gooise Meren, vertegenwoordigd door mr. B. van Bon en E.C. van Leeuwen. De rechtbank had het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift te laat was ingediend. Appellant had bezwaar gemaakt tegen zijn plaatsing in een functie bij de gemeente Gooise Meren en had verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden van bezwaar. Ondanks het verlenen van uitstel door het college, heeft appellant het bestreden besluit niet tijdig afgehaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkverklaring van zijn beroep.
De Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn aanvangt op de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Appellant had betoogd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, maar de Raad oordeelde dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het tijdig afhalen van belangrijke poststukken, vooral gezien zijn afwezigheid door vakantie. De Raad bevestigde dat het college op juiste wijze had gehandeld door het bestreden besluit per aangetekende post te verzenden en dat er geen verplichting bestond om het besluit ook per gewone post of e-mail te verzenden.
De Raad concludeerde dat de omstandigheden die appellant aanvoerde niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.