ECLI:NL:RBROT:2020:2124
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake intrekkingsbesluit AIO-aanvulling
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De zaak betreft een beroep tegen een besluit van de Svb, waarbij het bezwaar van eisers tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit eerdere besluit betrof de opschorting van het recht op de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van eisers met ingang van 26 november 2018.
Eisers stelden dat het intrekkingsbesluit van 4 januari 2019 niet bekend was gemaakt, waardoor het niet in werking zou zijn getreden en dus ook niet onherroepelijk kon worden. De rechtbank oordeelde dat de Svb terecht had gesteld dat het bezwaarschrift niet mede was gericht tegen het intrekkingsbesluit. De rechtbank concludeerde dat eisers het intrekkingsbesluit wel degelijk hadden ontvangen, onderbouwd door de correspondentie tussen de gemachtigde van eisers en de Svb.
De rechtbank kwam tot de conclusie dat het procesbelang aan het bezwaar tegen het opschortingsbesluit was komen te ontvallen, omdat het intrekkingsbesluit onherroepelijk was geworden. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en wees een proceskostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.