ECLI:NL:RBZWB:2023:6897

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1547
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering en terugvordering door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar recht op een uitkering en de terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Eiseres ontving sinds 20 augustus 2018 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Het college heeft op 3 januari 2022 het recht op uitkering van eiseres ingetrokken per 23 december 2021 en de over die periode verstrekte bijstand teruggevorderd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard door de datum van intrekking te wijzigen naar 24 december 2021 en de terugvordering te beperken tot die periode.

De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 behandeld, maar geen van de partijen was aanwezig. Eiseres stelde dat zij het besluit van 23 december 2021 nooit heeft ontvangen, en dat de postbezorging rond de feestdagen mogelijk niet goed is gegaan. De rechtbank oordeelt dat eiseres verzuimd heeft om op een gesprek op 30 december 2021 te verschijnen en dat dit haar te verwijten valt. De rechtbank concludeert dat het college bevoegd was om het recht op bijstand in te trekken op basis van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends op 4 oktober 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1547 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A. van Tol-Macharoblishvili),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(college), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar recht op een uitkering en terugvordering van door het college verstrekte bijstand.
1.1
Met het besluit van 3 januari 2022 heeft het college het recht op uitkering van eiseres ingetrokken per 23 december 2021 en de over de periode van 23 december 2021 tot en met 31 december 2021 verstrekte uitkering van haar teruggevorderd. Met het bestreden besluit van 24 februari 2022 op het bezwaar van eiseres heeft het college bepaald dat het recht op uitkering wordt ingetrokken per 24 december 2021 en teruggevorderd over de periode van 24 december 2021 tot en met 31 december 2021.Voor het overige heeft het college het besluit van 3 januari 2022 in stand gelaten.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 6 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft geen van partijen deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2. Eiseres ontving sinds 20 augustus 2018 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet.
Het college heeft een onderzoek ingesteld naar het recht op bijstand van eiseres. In dit kader heeft het college eiseres in de brief van 2 november 2021 verzocht om uiterlijk 16 november 2021 een aantal gegevens aan te leveren, waaronder bankafschriften van de voorafgaande drie maanden.
Omdat eiseres niet binnen de gestelde termijn alle gevraagde gegevens had overgelegd, heeft het college met het besluit van 17 november 2021 het recht op uitkering van eiseres per diezelfde dag opgeschort. Daarbij is eiseres een hersteltermijn voor het alsnog aanleveren van de gevraagde stukken gegeven tot 29 november 2021.
Met de brief van 17 december 2021 heeft het college eiseres uitgenodigd voor een gesprek op 23 december 2021. Eiseres is niet verschenen.
Het college heeft eiseres bij aangetekend verzonden besluit van 23 december 2021 nogmaals uitgenodigd voor een gesprek op 30 december 2021. Aan eiseres is gevraagd om een aantal bewijsstukken mee te nemen naar het gesprek. Daarnaast is met dit besluit het recht op uitkering opgeschort per 23 december 2021.
Eiseres is niet verschenen en heeft ook de gevraagde gegevens niet aangeleverd.
Met het besluit van 3 januari 2022 heeft het college het recht op uitkering ingetrokken per 23 december 2021. Daarnaast is door het college met dit besluit de over de periode van 23 december 2021 tot en met 31 december 2021 verstrekte uitkering van € 297,51 van eiseres teruggevorderd.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, in die zin dat de datum van intrekking is gewijzigd naar 24 december 2021 en de terugvorderingsperiode is gewijzigd naar 24 december 2021 tot en met 31 december 2021, wat komt op een bedrag van € 264,45. Voor het overige heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Standpunt eiseres
3. Eiseres stelt dat zij het besluit van 23 december 2021 nooit heeft ontvangen. Door PostNL is geen afhaalbericht in haar brievenbus achtergelaten. Het is ook niet onaannemelijk dat de postbezorging rond de feestdagen niet goed is gegaan. De overige door het college aan haar gestuurde brieven heeft eiseres wel ontvangen en op die brieven heeft zij ook gereageerd. Daarnaast is eiseres van mening dat het college, nu de brief van 23 december 2021 retour is gekomen, deze brief ook per gewone post aan eiseres had kunnen sturen. Eiseres stelt dat haar van het niet verschijnen en niet inleveren geen verwijt kan worden gemaakt. Eiseres legt de in de brief van 23 december 2021 gevraagde bankafschriften in beroep over.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Oordeel van de rechtbank
5. Eiseres heeft tegen de opschorting van het recht op bijstand geen bezwaar gemaakt, zodat uitsluitend ter beoordeling voorligt of de intrekking van de bijstand per 24 december 2021 op grond van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet, in rechte stand kan houden.
5.1
Bij de beantwoording van de vraag of het college na opschorting bevoegd is tot intrekking van bijstand met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet, staat ter beoordeling of eiseres verzuimd heeft binnen de daartoe gestelde termijn de bij het opschortingsbesluit gevraagde gegevens of gevorderde bewijsstukken te verstrekken of de anderszins gevraagde medewerking te verlenen. Indien dat het geval is, dient vervolgens te worden nagegaan of eiseres daar een verwijt van kan worden gemaakt. Die verwijtbaarheid kan ontbreken indien het gaat om gegevens of gevorderde bewijsstukken die niet van belang zijn voor de verlening van bijstand of om gegevens waarover eiseres niet binnen de gestelde hersteltermijn redelijkerwijs heeft kunnen beschikken.
5.2
Vaststaat dat eiseres niet op het gesprek op 30 december 2021 is verschenen en dat zij de gevraagde bankafschriften niet binnen de daartoe gestelde termijn bij het college heeft ingeleverd. Eiseres bestrijdt ook niet dat bankafschriften relevant zijn voor de bepaling van het recht op bijstand en dat zij over de gevraagde afschriften kon beschikken.
5.3
De rechtbank stelt vast dat het college het besluit van 23 december 2021 aangetekend heeft verzonden. Uit vaste rechtspraak [1] volgt dat indien een document aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, moet worden nagegaan of het stuk door PostNL op regelmatige wijze op het adres van de belanghebbende is aangeboden.
Uit de door het college overgelegde Track & Trace gegevens blijkt dat het de postbezorger op 24 december 2021 niet lukte om de brief op het adres van eiseres te bezorgen. Het college heeft onweersproken gesteld dat de letter “K” in de Track & Trace gegevens staat voor kennisgeving, waaruit kan worden opgemaakt dat een afhaalbericht is achtergelaten. De brief is daarna naar een PostNL-locatie gegaan. Ook blijkt uit de door het college overgelegde uitdraai van de website van PostNL dat de brief op 27 december 2021 is overgedragen aan de afhaallocatie, dat de brief daar op 11 januari 2022 nog niet was afgehaald en dat de brief daarom vervolgens op 12 januari 2022 retour is bezorgd aan het college.
Op basis van dit Track & Trace overzicht acht de rechtbank aannemelijk dat de postbezorger bij zijn poging tot aanbieding een afhaalbericht op het adres van eiseres heeft achtergelaten. [2]
5.4
Naar vaste rechtspraak geldt dat, wanneer PostNL bij aanbieding van het stuk niemand thuis treft en daarom een afhaalbericht achterlaat, het niet ophalen van dat stuk bij het kantoor van PostNL voor rekening en risico van de belanghebbende komt. Stelt de belanghebbende dat geen afhaalbericht is ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten. [3]
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres deze feiten niet aannemelijk gemaakt. De enkele stelling dat het niet onaannemelijk is dat er rond de feestdagen iets mis is gegaan met de postbezorging, acht de rechtbank in dit verband onvoldoende. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in het door eiseres overgelegde nieuwsbericht staat vermeld dat PostNL juist extra maatregelen heeft genomen om de extra drukte rondom de feestdagen op te vangen, zodat post tijdig bezorgd zou worden. Dat er in de periode in geding problemen met het bezorgen van post op het adres van eiseres waren, volgt voor de rechtbank dan ook niet uit dit nieuwsbericht. Evenmin kan de verwijzing naar de uitzending van het televisieprogramma Radar van 20 september 2021 eiseres baten, nu deze uitzending dateert van enkele maanden voor de periode waarin het opschortingsbesluit is verzonden, deze uitzending gaat over pakketbezorging en niet concreet ziet op de postbezorging (in de omgeving van) het adres van eiseres.
5.5
Wat betreft het standpunt van eiseres dat de brief van 23 december 2021 door het college ook per gewone post had moeten worden verstuurd, merkt de rechtbank op dat het aan het college is om te bepalen op welke wijze zijn brieven worden verstuurd. Daar komt bij dat naar vaste rechtspraak geldt dat op het college geen rechtsplicht rust om een betrokkene uit eigen beweging in te lichten over de retourontvangst van het per aangetekende post verzonden besluit. [4] Van onzorgvuldig handelen door het college, zoals gesteld, is volgens de rechtbank dan ook geen sprake.
5.6
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat eiseres verzuimd heeft om op het gesprek van 30 december 2021 te verschijnen en dat dit haar te verwijten valt. Gelet daarop was het college bevoegd om na opschorting het recht op bijstand onder toepassing van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet, met ingang van 24 december 2021 in te trekken.
5.7
Met de in beroep overgelegde bankafschriften heeft het college bij het bestreden besluit geen rekening kunnen houden. In beroep kunnen de bankafschriften niet alsnog bij de beoordeling worden betrokken. Bovendien heeft het college aan de intrekking van het recht op bijstand het niet verschijnen op het gesprek van 30 december 2021 ten grondslag gelegd.
5.8
De rechtbank stelt ten slotte vast dat eiseres tegen de terugvordering geen zelfstandige beroepsgronden heeft aangevoerd. Dit deel van het bestreden besluit blijft daarom hier verder onbesproken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 4 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage – wettelijk kader

Participatiewet
Op grond van artikel 54, eerste lid van de Participatiewet kan het college, indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten:
a. vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of
b. vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.
Op grond van het tweede lid doet het college mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigt hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.
[…]
Op grond van het vierde lid kan het college, als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 25 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4046.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 21 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3286.
3.Zie de uitspraken van de CRvB van 23 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2532 en van 3 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1259.
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 27 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2214 en van 2 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1783.