ECLI:NL:RBAMS:2023:4061
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S.M. Ploegmakers, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. M. Mulders. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de opschorting van zijn bijstandsuitkering, maar het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 juni 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.
Eiser woonde ten tijde van het primaire besluit op het adres Oosterpark 71 in Amsterdam en was op 27 of 28 juni 2022 naar Marokko vertrokken in verband met het overlijden van zijn moeder. Het primaire besluit tot opschorting van de bijstandsuitkering was op 21 juni 2022 in de brievenbus van eiser gedeponeerd. Eiser heeft zijn bezwaar pas op 26 augustus 2022 ingediend, wat volgens de rechtbank te laat was, aangezien de bezwaartermijn op 2 augustus 2022 afliep. Eiser voerde aan dat zijn verblijf in het buitenland en de brand in zijn woning de kennisneming van de post bemoeilijkten, maar de rechtbank oordeelde dat hij voldoende tijd had om het besluit te ontvangen en dat hij zelf verantwoordelijk was voor de afhandeling van zijn post.
De rechtbank concludeerde dat de redenen die eiser aanvoerde voor de te late indiening van het bezwaarschrift niet als verschoonbaar konden worden aangemerkt. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde zij de beslissing van het college om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.