ECLI:NL:RBAMS:2023:4061

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
AMS 22/6332
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S.M. Ploegmakers, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. M. Mulders. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de opschorting van zijn bijstandsuitkering, maar het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 juni 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

Eiser woonde ten tijde van het primaire besluit op het adres Oosterpark 71 in Amsterdam en was op 27 of 28 juni 2022 naar Marokko vertrokken in verband met het overlijden van zijn moeder. Het primaire besluit tot opschorting van de bijstandsuitkering was op 21 juni 2022 in de brievenbus van eiser gedeponeerd. Eiser heeft zijn bezwaar pas op 26 augustus 2022 ingediend, wat volgens de rechtbank te laat was, aangezien de bezwaartermijn op 2 augustus 2022 afliep. Eiser voerde aan dat zijn verblijf in het buitenland en de brand in zijn woning de kennisneming van de post bemoeilijkten, maar de rechtbank oordeelde dat hij voldoende tijd had om het besluit te ontvangen en dat hij zelf verantwoordelijk was voor de afhandeling van zijn post.

De rechtbank concludeerde dat de redenen die eiser aanvoerde voor de te late indiening van het bezwaarschrift niet als verschoonbaar konden worden aangemerkt. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde zij de beslissing van het college om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/6332

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. S.M. Ploegmakers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Mulders).

Inleiding

1. Met een besluit van 21 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiser opgeschort.
2. Met het besluit van 22 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

4. Eiser woonde ten tijde van het primaire besluit op het adres Oosterpark 71 in Amsterdam. Dit betrof een pand waar veel mensen woonden. Eiser is, naar eigen zeggen, op 27 of 28 juni naar Marokko gegaan ten behoeve van de afwikkeling van het overlijden van zijn moeder.
5. Met het primaire besluit heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiser opgeschort omdat hij niet is verschenen op een gesprek op het kantoor van verweerder. Een medewerker van verweerder heeft dit besluit op 21 juni 2022 op het adres van eiser in de brievenbus gedeponeerd.
6. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het bezwaar te laat heeft ingediend. De uiterlijke datum waarop bezwaar kon worden gemaakt is 2 augustus 2022 terwijl het bezwaarschrift op 26 augustus 2022 aan verweerder is verstuurd. Volgens verweerder is van een verschoonbare termijnoverschrijding geen sprake.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt of verweerder het bezwaar van eiser terecht
niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
8. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Het besluit waarbij de bijstandsuitkering van eiser is opgeschort dateert van 21 juni 2022. Er kon dus tot en met
2 augustus 2022 bezwaar gemaakt worden tegen dit besluit. Het bezwaarschrift van eiser is op 26 augustus 2022 ontvangen door verweerder. Het bezwaarschrift was dus te laat ingediend.
10. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkheid op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
11. Eiser heeft als reden voor het te laat indienen van het bezwaarschrift aangevoerd dat hij zich ten tijde van de ontvangst van het primaire besluit in het buitenland bevond in verband met het overlijden van zijn moeder. Eiser stelt dat hij zijn verblijf in het buitenland heeft doorgegeven. Ook is de woning van eiser afgebrand waardoor hij tijdelijk moest uitwijken naar een andere verblijfslocatie. Dit alles heeft de kennisneming van de post bemoeilijkt.
12. Allereerst merkt de rechtbank op dat eiser pas op 27 of 28 juni 2022 naar Marokko is vertrokken. Nu het primaire besluit al op 21 juni 2022 in de brievenbus is gedeponeerd, had eiser dus voorafgaand aan zijn vertrek een week de tijd om de brief te openen en in bezwaar te gaan. Eiser stelt dat hij de brief in deze eerste week van de bezwaartermijn niet heeft gezien. Dit komt volgens eiser doordat er veel mensen in het pand komen en alle post in dezelfde brievenbus komt. De postafhandeling komt volgens de rechtbank echter voor rekening en risico van eiser.
13. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiser een moeilijke tijd heeft doorgemaakt na het overlijden van zijn moeder dient naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep [1] een betrokkene die enige tijd afwezig is, toereikende maatregelen te treffen ter behartiging van zijn eigen belangen, bijvoorbeeld door er zorg voor te dragen dat de op zijn huisadres ontvangen post adequaat wordt behandeld. Eiser heeft zijn neef gevraagd tijdens zijn afwezigheid de post bij te houden. Zijn neef heeft de brief echter pas eind augustus opgehaald, vlak voordat hij zich bij de gemachtigde van eiser heeft gemeld die vervolgens een bezwaarschrift heeft ingediend. Eiser heeft dus wel enige maatregelen getroffen ten behoeve van zijn postafhandeling, maar deze zijn niet toereikend gebleken.
14. Eiser heeft naar voren gebracht dat verweerder op de hoogte was van het feit dat hij voor langere tijd naar het buitenland zou vertrekken. Ter zitting is duidelijk geworden dat hij dit niet bij de uitkeringsinstantie heeft gemeld, maar bij de receptie van zijn oude woonadres. Zelfs als eiser zijn afwezigheid bij de juiste instantie had gemeld neemt dit niet weg dat eiser zelf verantwoordelijk is voor zijn postafhandeling. Het is namelijk vaste rechtspraak dat de bekendheid van het bestuursorgaan met langdurige afwezigheid van de betrokkene in het algemeen geen rechtsplicht geeft om niet over te gaan tot bekendmaking van een besluit aan die betrokkene. [2]
15. Ook de stelling van eiser dat de brand op zijn woonadres de kennisneming van de post heeft bemoeilijkt maakt niet dat de rechtbank tot een ander oordeel komt. De brand was namelijk op 31 juli 2022, derhalve lang na de ontvangst van het primaire besluit op
21 juni 2022. Bovendien heeft de neef van eiser het primaire besluit daarna nog aangetroffen op het adres van eiser.
16. De redenen die eiser heeft gegeven voor het te laat indienen van zijn bezwaarschrift leiden naar het oordeel van de rechtbank niet tot het oordeel dat sprake is van een verschoonbaar te laat ingediend bezwaarschrift. Verweerder heeft het bezwaarschrift dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan de behandeling van de inhoudelijke gronden die door eiser in beroep naar voren zijn gebracht.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk heeft en dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.H. Gonera, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
4 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 augustus 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR5745.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2214.