ECLI:NL:CRVB:2019:1990
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Uitsluiting van WW-uitkering voor vreemdeling zonder geldige verblijfsstatus
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uitsluiting van een WW-uitkering voor een vreemdeling zonder geldige verblijfsstatus. De appellant, een Ivoriaanse werknemer, had zijn arbeidsovereenkomst verloren omdat hij geen geldig verblijfsdocument kon overleggen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat hij geen recht had op een WW-uitkering, wat door de rechtbank werd bevestigd. De appellant stelde dat het onderscheid tussen werknemers met en zonder geldige verblijfsstatus in strijd was met het gelijkheidsbeginsel en dat hij in dezelfde situatie verkeerde als Nederlandse werknemers. De Raad oordeelde echter dat het uitsluiten van de WW-uitkering in een redelijke en proportionele verhouding staat tot het legitieme doel van de Koppelingswet, die bepaalt dat alleen vreemdelingen met een geldige verblijfsstatus aanspraak kunnen maken op sociale zekerheid. De Raad bevestigde dat er een toereikende rechtvaardiging bestaat voor het onderscheid, en dat de artikelen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) in deze context niet van toepassing zijn. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.