Uitspraak
18.274 AOW, 18/2053 AOW
OVERWEGINGEN
10 oktober 2017 is ongeveer € 500,- netto per maand. Hij heeft moeten interen op zijn spaargeld. Voorts is volgens betrokkene een verboden onderscheid naar leeftijd gemaakt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een overbruggingsuitkering op grond van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW (OBR). Betrokkene, geboren in 1952, ontving vanaf 2012 een vervroegd ouderdomspensioen dat eindigde op 1 januari 2017. Hij heeft op 31 maart 2017 een AOW-pensioen aangevraagd, maar door de verhoging van de AOW-leeftijd heeft hij te maken met een AOW-gat van negen maanden. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft hem een overbruggingsuitkering toegekend, maar betrokkene betwist dat deze uitkering voldoende compensatie biedt voor de financiële schade die hij lijdt door de verhoging van de AOW-leeftijd. De rechtbank heeft het bezwaar van betrokkene gegrond verklaard, maar de Svb heeft in hoger beroep betoogd dat de voorwaarden van de OBR voldoende zijn voor een deugdelijk individueel feitenonderzoek. De Raad heeft geoordeeld dat de enkele toetsing aan de voorwaarden van de OBR niet volstaat en dat er een zorgvuldiger onderzoek naar de individuele omstandigheden van betrokkene moet plaatsvinden. De Raad heeft vastgesteld dat de Svb inmiddels ook de inkomens- en vermogenspositie van betrokkene in ogenschouw neemt, maar heeft geconcludeerd dat in dit geval geen sprake is van een onevenredig zware last. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.