Uitspraak
18-491 AOW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak, behoudens voor zover de rechtbank opdracht heeft gegeven aan de Svb tot het nemen van een nieuw besluit;
- laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De betrokkene, geboren in 1952, had verzocht om toekenning van een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) met ingang van haar 65ste verjaardag. De Svb had dit verzoek afgewezen, omdat de betrokkene haar AOW-leeftijd nog niet had bereikt. Betrokkene stelde dat zij in de periode tussen haar 65ste verjaardag en haar AOW-leeftijd een onevenredig zware last te dragen had, omdat zij financieel niet in staat was om deze periode te overbruggen.
De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de Svb vernietigd, omdat de Svb niet voldoende had onderzocht of er sprake was van een onevenredig zware last. De Svb had in hoger beroep aangegeven dat de rechtbank terecht had geoordeeld, maar dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een onevenredig zware last voor betrokkene zouden rechtvaardigen. De Raad oordeelde dat de Svb in hoger beroep alsnog een zorgvuldige beoordeling had uitgevoerd en dat er geen bewijs was dat betrokkene een onevenredig zware last had te dragen.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, behoudens de opdracht aan de Svb om een nieuw besluit te nemen, en liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. De Raad concludeerde dat de betrokkene haar financiële situatie niet inzichtelijk had gemaakt en dat er geen aanleiding was om te concluderen dat de verhoging van de AOW-leeftijd had geleid tot een onevenredig zware last.