ECLI:NL:CRVB:2019:1384
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- M. Hillen
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en terugvordering na hennepknipperij in woning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het dagelijks bestuur van uitvoeringsorganisatie Baanbrekers had de bijstand van betrokkene, die sinds 1 januari 2010 bijstand ontving, ingetrokken voor de maand mei 2016. Dit gebeurde naar aanleiding van een politie-inval op 3 mei 2016, waarbij hennepplanten en een hennepknipperij in de woning van betrokkene werden aangetroffen. Het dagelijks bestuur stelde dat betrokkene haar inlichtingenverplichting had geschonden door deze hennepknipperij niet te melden.
De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen het besluit van het dagelijks bestuur gegrond verklaard en het besluit vernietigd, omdat zij van mening was dat het dagelijks bestuur onvoldoende had aangetoond dat betrokkene op de hoogte was van de hennepknipperij. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep echter geoordeeld dat de rechtbank de vooronderstelling van betrokkenheid bij de hennepknipperij niet had onderkend. De Raad oordeelde dat de aanwezigheid van de hennepknipperij in de woning van betrokkene een bewijsvermoeden rechtvaardigt dat zij betrokken was bij de hennepknipperij.
De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene niet heeft aangetoond dat de vooronderstelling niet opgaat en dat het dagelijks bestuur terecht de bijstand heeft ingetrokken. De Raad heeft ook de beroepsgrond van betrokkene, dat het besluit in strijd is met de onschuldpresumptie, verworpen. De Raad concludeerde dat er voldoende grondslag was voor de intrekking van de bijstand en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het besluit van het dagelijks bestuur werd ongegrond verklaard.