1.7.Naar aanleiding van de bevindingen uit het politieonderzoek heeft verweerder een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de WW-uitkering van eiser. Eiser is op 31 maart 2020 telefonisch gehoord in het kader van dit onderzoek. Het onderzoek heeft geleid tot het onderzoeksrapport Handhaving Themaonderzoek van 26 mei 2020.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser de op hem rustende mededelingsverplichting heeft geschonden door niet door te geven dat hij in de periode van 11 juni 2019 tot en met 8 oktober 2019 in de hennepkwekerij heeft gewerkt als zelfstandige en door niet door te geven dat hij in oktober 2019 langer op vakantie is geweest dan de zeven vakantiedagen waarover recht op uitkering bestaat. Op basis van de geschatte gewerkte uren heeft verweerder een fictief inkomen per maand berekend en dat inkomen verrekend met de WW-uitkering van eiser, waarbij tevens rekening is gehouden met uitsluiting van het recht op WW-uitkering in oktober 2019 in verband met te veel genoten vakantiedagen.
Daardoor had eiser over de periode van 1 augustus 2019 tot en met 31 oktober 2019 geen recht op een volledige WW-uitkering.
Verweerder heeft de boete vastgesteld op 50% van het benadelingsbedrag. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn financiële situatie zodanig is dat hij de boete niet binnen twaalf maanden kan betalen. De opgelegde boete acht verweerder evenredig aan de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en eisers (persoonlijke) omstandigheden.
3. Eiser betwist als zelfstandige werkzaamheden te hebben verricht en daarmee ook dat hij de inlichtingenverplichting heeft geschonden. Eiser heeft ter toelichting aangevoerd dat hij zijn woning had verhuurd, dat hij daaruit huurinkomsten heeft ontvangen en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de huurinkomsten niet behoefden te worden opgegeven. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij kort voor zijn vertrek naar Turkije op de hoogte is geraakt van de hennepkwekerij in zijn woning. Hij heeft aan de huurders gevraagd deze te verwijderen, maar vervolgens werd hij bedreigd en kreeg hij dat niet geregeld voor zijn vertrek naar Turkije. Het feit dat de strafrechter de ontnemingsvordering heeft vastgesteld op € 3.000,- kan volgens eiser niets anders betekenen dan dat de strafrechter eiser niet betrokken achtte bij de hennepkwekerij. Dit bedrag is immers, zo stelt eiser, gelijk aan de hoogte van het door eiser ontvangen bedrag aan huurinkomsten en niet gebaseerd op het berekende bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel uit de hennepkwekerij. Bij persoonlijke betrokkenheid van eiser zou de strafrechter een ontnemingsvordering ter hoogte van het berekende bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel hebben opgelegd.
Subsidiair voert eiser aan dat sprake is van onvoldoende bewijs voor een eerdere oogst. Foto’s van de aangetroffen spullen en de vervuilingsgraad en een deskundigenrapport met betrekking tot de mate van vervuiling ontbreken in het dossier.
Ten aanzien van de boete heeft eiser aangevoerd dat deze hem ten onrechte is opgelegd, omdat de persoonlijke betrokkenheid van eiser bij de hennepkwekerij niet vaststaat. Van inkomen uit werkzaamheden in, dan wel voor, de hennepkwekerij is niet onomstotelijk gebleken en eiser meende dat de inkomsten uit verhuur vrij waren, zodat zijn persoonlijke verwijtbaarheid onjuist is ingeschat. Subsidiair heeft eiser ten aanzien van de boete aangevoerd dat de draagkracht ontbreekt en dat er een dringende reden is om af te zien van een boete.
Herziening en terugvordering
4. Allereerst ligt ter beoordeling voor of verweerder eisers WW-uitkering over de periode van 1 augustus 2019 tot en met 31 oktober 2019 terecht heeft herzien en terecht de door eiser over die periode ontvangen WW-uitkering tot een bedrag van € 1.132,88 bruto van hem heeft teruggevorderd.
5. Het besluit tot herziening en terugvordering van eisers WW-uitkering is een belastend besluit, waarbij het aan verweerder is om de nodige kennis over de relevante feiten en omstandigheden te vergaren.
Schending inlichtingenverplichting
6. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat het geschil over schending van de inlichtingenverplichting zich concentreert op het niet melden van werkzaamheden als zelfstandige en zich niet langer richt tegen het niet doorgeven van vakantie die langer was dan de zeven vakantiedagen waarover recht op uitkering bestond.