ECLI:NL:CRVB:2015:2156
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.C.R. Schut
- C.H. Rombouts
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens hennepknipperij
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die vanaf 4 augustus 2008 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanleiding voor de intrekking was een melding van een sterke hennepgeur bij het woonwagenkamp van appellante, wat leidde tot een politieonderzoek op 11 maart 2013. In de schuur van appellante werden aanzienlijke hoeveelheden geknipte henneptoppen en hennepplanten aangetroffen, evenals apparatuur die duidde op een hennepknipperij. Op basis van deze bevindingen heeft het dagelijks bestuur op 10 juli 2013 besloten de bijstand over de periode van 1 maart 2013 tot 1 april 2013 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen tot een bedrag van € 1.110,84.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het dagelijks bestuur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 24 februari 2014. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat zij geen wetenschap had van de hennepknipperij en dat deze niet op een lijn gesteld kan worden met een hennepkwekerij. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de aanwezigheid van de hennepknipperij in de schuur van appellante de vooronderstelling rechtvaardigt dat zij (mede)exploitant was en dat zij inkomsten uit de hennepknipperij heeft genoten. De Raad concludeerde dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de hennepknipperij.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 30 juni 2015.