Uitspraak
17.3526 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
in totaal € 170,- vergoedt;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 2010 aanvullende bijstand ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen de volledige verrekening van zijn inkomsten met de bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Oldambt. Het college heeft in zijn besluit gesteld dat de vrijlating van de inkomsten niet bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van de appellant, en heeft verwezen naar zijn richtlijn B147. De appellant heeft echter betoogd dat alle werkzaamheden, ook deeltijdwerk, bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling en dat de beoordeling van deze bijdrage voorafgaand aan de werkzaamheden moet plaatsvinden.
De Raad heeft vastgesteld dat het college met de in de richtlijn gehanteerde voorwaarden de grenzen van een redelijke wetsuitleg te buiten gaat. De wetgever heeft de vrijlating van inkomsten bedoeld als stimulans voor bijstandsgerechtigden om naar betaalde arbeid uit te stromen, en niet beperkt tot situaties waarin de bijstandsgerechtigde volledig uit de bijstand stroomt. De Raad heeft geoordeeld dat de vrijlating van inkomsten een individuele beoordeling vereist, die voorafgaand aan de werkzaamheden moet plaatsvinden. Ondanks een motiveringsgebrek in het besluit van het college, heeft de Raad besloten dit gebrek te passeren omdat het aannemelijk is dat de appellant hierdoor niet is benadeeld. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het college is veroordeeld in de proceskosten van de appellant.