In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 14 juni 2004 bijstand ontvingen op basis van de Participatiewet. De Centrale Raad van Beroep oordeelt over de hoogte van een opgelegde boete wegens het niet melden van inkomsten uit een eigen bedrijf. De Raad stelt vast dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ten onrechte is uitgegaan van het maximumboetebedrag zoals dat gold in 2019, terwijl de overtredingsperiode begon op 1 januari 2010. De Raad oordeelt dat bij een overtreding die vóór 1 januari 2013 is begonnen, het maximumboetebedrag moet worden vastgesteld op basis van de regels die golden op 1 januari 2013. Dit leidt tot een herziening van de boete van € 5.533,- naar € 5.200,-. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en herroept het besluit van het college met betrekking tot de hoogte van de boete. De Raad bevestigt de overige onderdelen van de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt het college in de proceskosten van appellanten.