ECLI:NL:CRVB:2018:3601
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om terug te komen van bijstandsverlening onder aftrek van inkomsten met toepassing van artikel 4:6 lid 2 Awb
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzoek om terug te komen van een eerdere bijstandsverlening werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 november 2018 uitspraak gedaan. Appellante had bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), waarbij het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis haar maandelijkse inkomsten van € 382,- in mindering had gebracht op de bijstandsverlening. Appellante stelde dat de aanslag inkomstenbelasting die zij had ontvangen, een nieuw feit vormde dat aanleiding gaf tot herziening van de eerdere besluiten. Het college had echter geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die herziening rechtvaardigden, en de rechtbank had dit oordeel bevestigd.
De Raad overwoog dat de aanslag geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden opleverde, omdat de maandelijkse betalingen niet als vermogen konden worden aangemerkt volgens de WWB. De Raad concludeerde dat het college terecht had gehandeld door het verzoek van appellante af te wijzen. Ook werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure niet was overschreden, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.