ECLI:NL:CRVB:2018:3366
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de hoogte van de individuele inkomenstoeslag in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellanten, die sinds 1 juli 2010 bijstand ontvangen, hadden een aanvraag ingediend voor een individuele inkomenstoeslag. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam kende hen een toeslag van € 100,- toe, maar de appellanten waren van mening dat de hoogte van de toeslag van € 50,- in de Verordening individuele inkomenstoeslag niet in overeenstemming was met het armoedebeleid van de gemeente. De Raad oordeelde dat de wetgever geen minimum- of maximumhoogte van de toeslag heeft beoogd en dat gemeenten vrij zijn in de invulling van de inkomenstoeslag. De Raad bevestigde dat de gemeenten de verantwoordelijkheid hebben om de hoogte van de toeslag te bepalen, en dat de gekozen hoogte van € 50,- niet onredelijk is. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank Rotterdam moet worden bevestigd, en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.