Uitspraak
OVERWEGINGEN
re-integratie.
21 september 2009 gezien door een verzekeringsarts van het Uwv, op basis van wiens bevindingen dat bij appellant sinds 15 september 2008 geen sprake meer was van ziekte of gebrek, noch van medische beperkingen, het Uwv appellant bij besluit van 24 september 2009 niet in aanmerking had gebracht voor een WIA-uitkering.
15 september 2008 tot 1 december 2009, te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging daarover.
3 september 2013, waarin onder meer is gesteld dat werkgeefster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij tot een loonsanctie als door haar opgelegd had kunnen overgaan indien zij dat onjuiste standpunt niet had ingenomen. Appellant had ten tijde van zijn ontbindingsverzoek al vier maanden geen loon ontvangen. Voor hem bestond op dat moment een dringende reden als bedoeld in artikel 7:679, tweede lid, aanhef en onder c, van het BW om een einde aan zijn dienstverband te maken. Van appellant kon ten tijde van diens ontbindingsverzoek redelijkerwijs niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 24 juni 2014;
- verklaart het bezwaar van werkgeefster ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.004,- ;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 168,- vergoedt.