ECLI:NL:CRVB:2015:4664
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van beëindiging ZW-uitkering door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die eerder ziek was gemeld en wiens ZW-uitkering op 10 februari 2003 was beëindigd, verzocht het Uwv om herziening van dit besluit. Het Uwv had het verzoek afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellant stelde dat er nieuwe informatie over zijn klachten beschikbaar was gekomen, waaronder een diagnose van agorafobie. Hij voerde aan dat deze informatie niet was meegenomen in de eerdere beoordelingen door het Uwv. De Raad oordeelde echter dat de nieuwe diagnose geen nieuw feit was in de zin van artikel 4:6 van de Awb, omdat de verzekeringsartsen bij hun eerdere beoordelingen al rekening hadden gehouden met de klachten van appellant. De Raad bevestigde dat het Uwv bevoegd was om het verzoek af te wijzen en dat er geen reden was om te oordelen dat het Uwv niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik had kunnen maken.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.