Uitspraak
29 mei 2015, 14/879 (aangevallen uitspraak)
mr. C. Roele.
OVERWEGINGEN
14 mei 2012 recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) op basis van een gemiddeld aantal arbeidsuren van 40 per week.
19 maart 2013 een rapport uitgebracht. Volgens dat rapport heeft appellant tijdens de periode dat hij een WW-uitkering ontving als zelfstandige werkzaamheden verricht onder de naam [onderneming] . Naar aanleiding daarvan heeft een inspecteur van het Uwv een onderzoek ingesteld en heeft hij 5 juli 2013 een rapport uitgebracht met de onderzoeksresultaten, onder meer inhoudend dat appellant vanaf de start van zijn bedrijf in oktober 2012 tot en met
mei 2013 minimaal 302 werkzame uren als zelfstandige te weinig heeft opgegeven aan het Uwv.
8 juli 2012, per 16 oktober 2012, per 21 oktober 2012 en per 5 november 2012. Het Uwv heeft de WW-uitkering ingetrokken per 12 november 2012. De volgens het Uwv onverschuldigd betaalde WW-uitkering over de periode van 2 juli 2012 tot en met 2 juni 2013 ten bedrage van € 7.822,51 heeft het Uwv teruggevorderd.
17 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL7836). Indien het desbetreffende voorschrift een ‘vage norm’ bevat dient bij de beantwoording van de vraag of de rechtsnorm voldoende bepaald is ook de wetsgeschiedenis of, zo nodig, de uitleg die de rechter aan die ‘vage norm’ heeft gegeven in aanmerking te worden genomen (bijvoorbeeld: EHRM 28 juni 2011,
nr. 577/11, ECLI:NL:XX:2011:BT2901 inzake Het Financieele Dagblad/Nederland en EHRM 25 mei 1993, nr. 14307/88 inzake Kokkinakis/Griekenland).
€ 1.172,64 (twaalf maal de aflossingscapaciteit per maand).
9 september 2013. Daarvan uitgaande heeft de procedure tot de uitspraak van de rechtbank minder dan twee jaar geduurd.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarin de boete is bepaald op € 2.110,-;
- stelt het bedrag van de boete vast op € 1.172,64 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 12 maart 2014;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten in hoger beroep tot een bedrag van € 1.035,04;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep door hem betaalde griffierecht van € 123,- vergoedt.
G.A.J. van den Hurk als leden, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2017.