ECLI:NL:CRVB:2017:501
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering en beoordeling van draagkracht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S.E.C. Segeren-Krijnen, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de kosten van beschermingsbewind. De Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda had deze aanvraag afgewezen, omdat het inkomen van de appellant hoger was dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm, ondanks dat er beslag op zijn inkomen was gelegd.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in de maanden juli en augustus 2014 een netto maandinkomen had van ongeveer € 1.445,-, wat boven de norm lag. De commissie had in overeenstemming met de Beleidsregels Bijzondere Bijstand Breda 2013 gehandeld door de aanvraag af te wijzen. De Raad oordeelde dat het feit dat de appellant feitelijk niet kon beschikken over zijn volledige inkomen door het beslag, niet leidde tot het recht op bijzondere bijstand. De Raad bevestigde dat het ontbreken van voldoende (reserverings)ruimte in het inkomen door schulden geen bijzondere omstandigheid is die het verlenen van bijstand rechtvaardigt.
De rechtbank had terecht de commissie gevolgd in haar standpunt dat het toekennen van bijzondere bijstand in deze situatie zou impliceren dat er indirect bijstand voor schulden zou worden verstrekt, wat in strijd is met de wet. De Raad heeft het hoger beroep van de appellant afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd, zonder veroordeling in proceskosten.